Eind jaren ’40 bestelt NS vijftig locomotieven die vrijwel gelijk zijn aan de SNCF locs van de serie BB-8100. In 1950 komt de 1101 als eerste locomotief van de serie in Nederland aan. In 1952 is de serie compleet. Later worden nog tien extra locomotieven besteld. De 1151-1160 worden in 1955 en 1956 geleverd. Ter bescherming van de machinist zijn de locomotieven vanaf 1978 voorzien van een botsneus. De behoefte aan elektrische locomotieven is deze periode zo groot dat de meeste blauwe locomotieven tijdens het aanbrengen van de nieuwe neus niet direct zijn overgeschilderd. Eind jaren ’80 is een aantal overbodige locomotieven terzijde gesteld. De laatste exemplaren blijven nog tot mei 1999 in dienst.

Op 10 juli 1991 staat e-loc 1105 in Arnhem te wachten op de volgende inzet.De locomotieven van de serie 1100 zijn gebaseerd op de Franse locomotieven van de serie BB-8100. NS bestelt in 1949 vijftig locomotieven bij Alsthom. Doordat een bestaand ontwerp is gebruikt, arriveert de eerste loc al binnen een jaar na de bestelling in Nederland. In juni 1950 wordt de 1101 afgeleverd, de loc komt in augustus dat jaar in dienst. In mei 1952 wordt de 1150 als laatste exemplaar afgeleverd. De locomotieven hebben een turkooize kleurstelling. Tussen de aluminium sierstrips is een blauwe bies aangebracht. De 1112 wordt al in 1954 Berlijns blauw geschilderd. De daaropvolgende jaren volgen de andere locs. De sierstrips en nummerplaten blijven behouden. In 1956 komt de vervolgserie van tien locomotieven in dienst. De 1151-1160 zijn direct Berlijns blauw afgeleverd.

Op 11 mei 1991 staat E-loc 1159 met een DDM-1 treinstam in Amersfoort te wachten op de volgende inzet.Begin 1971 wordt de 1113 als eerste locomotief van de serie in de geel-grijze NS-huisstijl geschilderd. Ook krijgt de loc een derde frontsein. De sierstrips en nummerplaten worden verwijderd. Eind jaren ’70 wordt begonnen met het aanbrengen van de zogenaamde botsneuzen. Deze frontversterking is nodig omdat de cabines bij aanrijdingen erg kwetsbaar blijken. Naast het aanbrengen van de constructie worden ook de draaistellen verlengd. Hiermee komt het stoot- en trekwerk weer op de juiste plaats. De 1129 is in september 1978 de eerste loc die met botsneuzen wordt afgeleverd. Omdat revisie en het aanbrengen van de frontversterking niet tegelijkertijd plaatsvindt, rijdt de serie 1100 tussen 1979 en 1982 in maar liefst vijf varianten over het Nederlandse spoorwegnet: blauw zonder botsneus, blauw met gele botsneus, blauw met botsneus met alleen geel front, geel-grijs zonder botsneus en geel-grijs met botsneus.

E-loc 1107 wordt in december 1998 als laatste exemplaar opnieuw in dienst gesteld. Op 25 maart 1999 maakt de loc met een eveneens opnieuw in dienst gesteld Plan W rijtuig en enkele intercityrijtuigen onderweg van Den Haag Centraal naar Venlo een tussenstop te Rotterdam Centraal.Na een ongeval in Tilburg in 1961 raakt de 1156 onherstelbaar beschadigd en wordt gesloopt. Een half jaar later is de 1131 betrokken bij de treinramp te Harmelen en wordt ook deze loc gesloopt. Halverwege de jaren ’70 besluit NS de locs niet zoals de series 1200 en 1300 grondig te renoveren maar ze vanaf begin jaren ’80 uit dienst te halen. De 58 locomotieven blijven echter allemaal tot 1985 in dienst. Tussen oktober dat jaar en begin 1987 gaan negen locomotieven daadwerkelijk terzijde. Het is de bedoeling de locomotieven, die voor een groot deel samen met de Plan E rijtuigen op de IJssellijn rijden, eind jaren ’80 gelijktijdig met de rijtuigen alsnog terzijde te stellen. Terwijl de laatste rijtuigen in 1988 daadwerkelijk buiten dienst gaan, worden de meeste locomotieven echter gereviseerd om een jaar later met de in België gehuurde M2 rijtuigen op dezelfde verbinding te gaan rijden. In de periode 1991-1994 gaan alsnog 24 locs terzijde. In de daaropvolgende jaren gaan telkens enkele locomotieven buiten dienst. De dienstvaardige locomotieven worden vanaf mei 1996 voornamelijk met controlebeurten door het Revisiebedrijf Tilburg op de baan gehouden.

Hoewel het de bedoeling is de laatste locs bij het ingaan van de nieuwe dienstregeling 1998/1999 niet meer in te zetten, zorgt een groot aantal defecten bij de andere locomotiefseries ervoor dat een aantal 1100-en in dienst blijft. Ook de defecte 1132 en 1136 worden alsnog gerepareerd. Vanaf eind juni 1998 zijn de 1110, 1115, 1122, 1132, 1136, 1142, 1144, 1145 en 1152 beschikbaar als rijvaardige reserve. Omdat dan al veel goederentreinen zijn verzwaard, rijden de locomotieven voornamelijk in de reizigersdienst. Op 20 juli 1998 gaan de negen locs alweer terzijde. Op 28 augustus 1998 komen de 1132 en 1145 opnieuw in dienst. In september volgen de 1110, 1115, 1122, 1142 en 1152. Door gebrek aan onderdelen staan nog altijd veel locomotieven uit andere series aan de kant. Door een zwaar defect houdt de 1110 het slechts twee weken vol. Op 30 oktober 1998 komt de 1136 echter opnieuw in dienst. De 1132 gaat een maand later defect terzijde. In plaats daarvan komt op 2 december de 1107 na bijna een half jaar weer in dienst. In de winter van 1998/1999 belanden de meeste rijvaardige locomotieven bij de werkplaatsen, waar ze niet worden opgeknapt. De 1107 en 1136 zijn de enige rijdende locomotieven van de serie die de winter overleven. In april 1999 haalt NS ook deze twee locs uit de rijdende dienst. Deze maand worden de 1107, 1115, 1122 en 1144 in respectievelijk Rotterdam, Venlo, Eindhoven en Heerlen neergezet om de van de NMBS gehuurde K4 rijtuigen tijdens de instructieperiode van stroom te voorzien. Met het ingaan van de zomerdienst 1999 op 29 mei zijn de locomotieven officieel buiten dienst gesteld.

INZET

De locomotieven van de serie 1100 rijden zowel in de goederen- als de reizigersdienst. Terwijl de locomotieven uit de serie 1200 tussen Zandvoort en Limburg de dienst uitmaken, rijden de locs uit de serie 1100 vooral tussen Den Haag en Venlo. Ook veel treinen tussen Amsterdam/Hoek van Holland en Duitsland en tussen Amsterdam en Enschede worden met de locomotieven gereden. Wanneer begin jaren ’80 de locomotieven van de serie 1600 de treindienst tussen Zandvoort en Limburg overnemen van de serie 1200, schuiven deze door naar diensten van de serie 1100. Deze gaan voornamelijk met de eveneens vrijgekomen Plan E rijtuigen op de IJssellijn rijden. Het is de bedoeling deze dienst nog tot 1986 uit te voeren en daarna zowel locomotieven als rijtuigen te slopen. Materieeltekorten zorgen ervoor dat eerder afgevoerde Plan K– en Plan N rijtuigen opnieuw in dienst komen en diverse spitstreinen in Noord-Holland en rond Utrecht met getrokken treinen worden gereden. Ook hier dienen de locs regelmatig als trekkracht. In mei 1984 zijn de oude rijtuigen weer overbodig en worden alsnog gesloopt.

E-loc 1145 is op 6 april 1991 met een aantal intercityrijtuigen onderweg van Den Haag naar Venlo. De trein bij vertrek uit Eindhoven.Door de komst van het nieuwe Intercitymaterieel schuift het Materieel ’54 halverwege de jaren ’80 door naar de diensten die met Plan E rijtuigen worden gereden. Zowel de rijtuigen als enkele locomotieven van de serie 1100 gaan terzijde. In 1987 rijden opnieuw enkele getrokken spitstreinen in Noord-Holland. In het voorjaar van 1988 gaan de laatste Plan E rijtuigen buiten dienst. Het laatste jaar worden vrijwel alleen nog de drukste treinen op de IJssellijn met getrokken treinen gereden. De locomotieven van de serie 1100 worden in tegenstelling tot de rijtuigen niet terzijde gesteld maar met het oog op de verwachte reizigersgroei alsnog gereviseerd.

Met de komst van de getrokken treinen met M2 rijtuigen op de IJssellijn in 1989, nemen de locomotieven opnieuw vrijwel alle diensten op het traject voor hun rekening. Later wordt een aantal treinen door andere locomotieven gereden. Begin 1993 keren de meeste M2 rijtuigen terug naar België en verdwijnt een belangrijk aandeel van locs in de reizigersdienst. De locomotieven rijden vanaf de zomer dat jaar voornamelijk internationale treinen van Amsterdam naar Emmerich en Bad Bentheim en enkele treinen tussen Den Haag en Venlo. Het grootste deel van de locomotieven rijdt dan inmiddels in de goederendienst.

E-loc 1147 vertrekt op 7 november 1995 uit Amsterdam Centraal met een intercity van Haarlem naar Eindhoven. Met ingang van de winterdienst 1994/1995 verdwijnen de locomotieven uit de reizigersdienst tussen Den Haag en Venlo en tussen Amsterdam en Emmerich, ze krijgen echter vrijwel alleenheerschappij in de treinen tussen Hoofddorp en Bad Bentheim. In de goederendienst zijn de laatste locs nog vrijwel in het hele land te zien. Per 24 mei 1998 verdwijnen alle locomotieven uit de reguliere omlopen. Defecte locomotieven gaan niet veel later officieel terzijde. Defecten bij de locomotieven van de series 1600 en 1700 zorgen er echter voor dat een deel van de defecte locs uit de serie 1100 wordt gerepareerd. Samen met de andere nog rijvaardige locomotieven rijden ze tot hun buitendienststelling op 20 juli 1998 voornamelijk in de intercitydiensten tussen Den Haag en Venlo. Na de tweede herindienststelling in september dat jaar gaan de locs op de trajecten Den Haag – Venlo, Den Haag – Heerlen en Haarlem – Eindhoven rijden. Ook zijn ze voor diverse andere treinen aan te treffen. Vanaf 30 november 1998 krijgen de zeven locs een eigen omloop in de intercitydienst tussen Den Haag en Venlo. In de loop van de winter belanden de locomotieven stuk voor stuk bij de werkplaatsen in Tilburg en Maastricht. In april 1999 verdwijnen de laatste twee uit de rijdende dienst.

MUSEUMLOCOMOTIEVEN

Museumloc 1125 met de nummerplaten van de 1122 op 29 oktober 1994 in het Spoorwegmuseum.Meer dan tien jaar voor de buitendienststelling van de laatste 1100, wordt de 1125 opgenomen in de collectie van het Spoorwegmuseum. De loc gaat in september 1987 terzijde en is hierna zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat teruggebracht. Behalve de botsneuzen zijn echter ook de motoren verwijderd. De loc krijgt de bewaarde nummerplaten van de 1122. De locomotief neemt onder andere deel aan de tentoonstelling ter gelegenheid van 150 jaar spoorwegen in Nederland op het Jaarbeursterrein in Utrecht. Eind 2008 is besloten de locomotief geheel te restaureren en weer rijvaardig te maken. De 1111 heeft hiervoor diverse onderdelen zoals de tractiemotoren afgestaan. In februari 2016 keert de loc onder nummer 1125 terug in het museum. Vanaf juni 2019 is de loc ook weer toegelaten op het hoofdrailnet. Ook de 1107 is eigendom van het Spoorwegmuseum en staat vooralsnog opgeborgen in Blerick.

E-loc 1125 keert in februari 2016 rijvaardig terug in Het Spoorwegmuseum. Sindsdien is de loc nooit ingezet. Op 16 juni 2018 staat de loc in het museum voor de koninklijke trein.Ook de echte 1122 is bewaard. De loc is sinds november 2003 eigendom van de stichting KLOK. De locomotief is tot begin 2015 spanningsleverancier voor internationale rijtuigen op de Watergraafsmeer. In 2018 levert de loc de tractiemotoren voor het dienstvaardig maken van de 1304.

Na de aanschaf door de SGB staan de 1136 en de 1145 weg te kwijnen in Goes. Op 12 mei 2018 is de 1136 te bezichtigen tijdens het evenement Sporen naar het verleden.De 1136 en 1145 gaan in januari 2006 naar de Stoomtrein Goes Borsele. De SGB heeft dan al enige tijd plannen om met elektrisch museummaterieel over de Zeeuwse Lijn te gaan rijden. Terwijl de plannen na enkele jaren in de ijskast verdwijnen, biedt de organisatie de locs te koop aan. Intussen blijft het tweetal op het terrein van de SGB staan en is de cabine van de 1136 regelmatig voor publiek toegankelijk.