In 1934 introduceert NS voor het eerst een serie dieselelektrische treinstellen. De stellen ogen door hun gestroomlijnde vormen en zilvergrijze kleurstelling zeer modern. De Dieseldrieën zijn de eerste treinstellen die bestaan uit een vaste samenstelling van rijtuigbakken. In het midden bevindt zich een motorrijtuig en aan beide uiteinden een kopbak. De stellen zijn bestemd voor snelle diensten tussen de grote steden. Diesel wordt die periode een modeterm voor veel moderne producten. Door de elektrificatie van de meeste hoofdspoorlijnen eind jaren ’40, begin jaren ’50 schuiven de treinstellen door naar verschillende secundaire lijnen. In 1964 gaan de laatste exemplaren buiten dienst. Één treinstel is na de buitendienststelling teruggebracht in de oude kleurstelling en in 1968 als statisch object in het Spoorwegmuseum geplaatst. De overige exemplaren zijn gesloopt.

Begin jaren ’30 komt vanuit de Amerika een ware stroomlijnrage overwaaien. Alle moderne producten van auto’s tot broodroosters zijn voortaan gestroomlijnd. In 1930 verschijnen in Duitsland de eerste gestroomlijnde motorwagens en treinstellen op de rails. De ‘Fliegende Hamburger’ tussen Hamburg en Berlijn is al snel een groot succes en al snel rijden soortgelijke treinstellen tussen andere Duitse steden. Ook in andere landen komt divers gestroomlijnd spoorwegmaterieel op de baan. In 1933 bestelt NS 40 dieselelektrische driewagenstellen. Het nieuwe materieel is vooral nodig om de afnemende populariteit van de spoorwegen door onder andere de opkomst van het particuliere autobezit een halt toe te roepen. Omdat de elektrificatie van de belangrijkste verbindingen in midden Nederland nog op zich laat wachten, kiest NS voor dieselmaterieel. De moderne treinstellen vallen op door hun strakke vorm en zilvergrijze kleurstelling. Nieuw op Nederlandse spoorwegnet zijn ook de automatische Schafenbergkoppelingen. Hiermee kunnen treinstellen snel worden aan- en afgekoppeld en in treinschakeling rijden. De stellen krijgen 48 zitplaatsen in de tweede klasse en 112 in de derde klasse.

De nieuwe diesels komen allemaal in 1934 in dienst en zijn al snel een begrip in het hele land. Het woord diesel wordt synoniem voor alles wat modern en snel is. Fabrikanten spelen in op de rage door hun producten, van waspoeder tot stofzuiger, met diesel te associëren. De zilvergrijze kleurstelling blijkt al snel zeer besmettelijk. De stellen zijn dan ook al vanaf 1938 olijfgroen geschilderd. Na de komst van de Blauwe Engelen in 1952 is een aantal dieseldrieën vanaf 1954 blauw geschilderd. Vanwege het vele onderhoud aan de motorrijtuigen rijden verschillende combinaties van blauwe en groene rijtuigen rond. Een aantal treinstellen gaat zelfs nog compleet groen terzijde.

De veertig treinstellen krijgen de nummers 1-40. Om verwarring met de klasse-aanduiding te voorkomen, krijgen de stellen 1-10 nog voordat ze in de reizigersdienst terechtkomen de nummers 41-50. Na de Tweede Wereldoorlog kunnen uit overgebleven rijtuigbakken nog 29 treinstellen worden samengesteld. De stellen krijgen de nummers 11-37, 39 en 40. Om verwarring met de eerder genoemde Blauwe Engelen te voorkomen, zijn de treinstellen in 1952 vernummerd in 141-169. Vijf jaar later gaat een groot deel van de treinstellen terzijde. Met de beste rijtuigen worden 14 complete treinstellen gevormd. De komst van de nieuwe Plan U treinstellen zorgt ervoor dat de laatste oude dieseldrieën eind 1963 buiten dienst gaan. De treinstellen zijn vrijwel direct hierna gesloopt. Drie rijtuigen blijven bewaard en vormen samen museumstel 27.

INZET

Eind april 1934 zijn genoeg treinstellen gereed voor proefritten met en zonder publiek en pers. Tijdens de ritten leveren de treinstellen bijzondere prestaties. Zo wordt het traject Utrecht – Arnhem bijvoorbeeld in slechts 30 minuten afgelegd. De snelste stoomtrein doet er dan nog 44 minuten over. De bedoeling is de nieuwe treinstellen per 15 mei 1934 in de nieuwe uurdienst op het zogenaamde Middennet in te zetten. Het Middennet bestaat uit de verbindingen tussen Amsterdam Weesperpoort, Rotterdam Maas en Den Haag SS enerzijds en Arnhem en Eindhoven anderzijds. Het ene uur rijdt een trein Amsterdam – Eindhoven en een trein Rotterdam/Den Haag – Arnhem en het andere uur rijden de treinen Amsterdam – Arnhem en Rotterdam/Den Haag – Eindhoven. In Utrecht wordt een aansluitende overstap tussen beide treinen geboden. Bij het begin van de dienstregeling zijn nog te weinig treinstellen beschikbaar voor de complete treindienst en worden veel treinen nog met stoomtractie gereden. In de loop van de zomer zijn de meeste dieseldrieën in dienst. Tegelijkertijd treden ook de eerste kinderziektes op, met name in de motoren. Daarnaast worden de drukste treinen vervangen door getrokken treinen met stoomtractie. Het duurt zo nog tot eind 1936 voordat vrijwel de complete dienst op het Middennet met de treinstellen wordt gereden.

Na de elektrificatie van het Middennet schuiven de stellen in mei 1938 door naar sneltreinverbindingen vanuit Amsterdam, Rotterdam en Den Haag naar het noorden en oosten van Nederland. Een rit Amsterdam – Groningen wordt met het nieuwe dieselmaterieel een uur sneller uitgevoerd dan met stoomtractie. Naast de eerder genoemde verbinding gaan de stellen ook tussen Dordrecht, Eindhoven en Maastricht rijden. De eerste jaren na de oorlog rijden enkele motorloze stellen, ingesloten door twee elektrische treinstellen, op de Oude Lijn. De volledig herstelde treinstellen rijden de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog vooral in de exprestreinen tussen Amsterdam, Rotterdam en Den Haag enerzijds en Groningen, Leeuwarden en Enschede anderzijds. Ook rijden de treinstellen exprestreinen tussen Rotterdam en Vlissingen. In 1957 rijden de stellen kortstondig de internationale pendeldienst tussen Roosendaal en Antwerpen. Als ook deze trajecten in de loop van de jaren ’50 zijn geëlektrificeerd, schuiven de treinstellen door naar diverse secundaire lijnen als Dordrecht – Geldermalsen, Groningen – Leeuwarden, Groningen – Nieuweschans en Zwolle – Emmen. Hier zijn ze begin jaren ’60 vervangen door Plan U treinstellen, de nieuwe dieseldrieën.

MUSEUMMATERIEEL

Al in 1957, 23 jaar na de officiële indienststelling, besluit NS één exemplaar van het destijds revolutionaire materieel te bewaren. In eerste wordt gedacht aan treinstel 156. Na de buitendienststelling van de laatste treinstellen blijven uiteindelijk de koprijtuigen van de 163 samen met het motorrijtuig van de 157 bewaard. Het geheel wordt samengesteld tot museumstel 27. In 1968 is het treinstel in de oorspronkelijke zilvergrijze kleurstelling in het Spoorwegmuseum geplaatst. De 27 is niet bedrijfsvaardig en alleen van buiten te bezichtigen.

De dieseldrie is lange tijd het enige treinstel van het museum. Pas vanaf eind jaren ’80 breidt het museum de collectie verder uit met historische treinstellen. Van eind 1992 tot eind 1993 is de 27, die dan al bijna 25 jaar in weer en wind buiten staat, in Roosendaal en Tilburg grondig opgeknapt. In 2009 is het treinstel in laatstgenoemde plaats opnieuw geschilderd.

Museumstel 27 staat al sinds 1968 als statisch object in het Nederlands Spoorwegmuseum. Het treinstel hier op 29 oktober 1994.

Op de foto boven dit artikel: Museumstel 27 komt amper buiten het Spoorwegmuseum. In oktober 2014 is het treinstel echter aanwezig bij de SpoorParade in Amersfoort. Ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van de spoorwegen in Nederland staat het treinstel op 17 oktober 2014 in de Grote Loods van de Wagenwerkplaats.