Om de exploitatie van de regionale treinen op de Hoekse Lijn enigzins kostendekkend te maken, besluit NS de spoorlijn in aansluiting op de Oude Lijn te elektrificeren. De vervoerder kiest er bovendien voor om niet, zoals bij eerdere elektrificaties, weer een nieuwe reeks Blokkendoosrijtuigen te bestellen. In plaats daarvan schaft NS in navolging van het dieselelektrische stroomlijnmaterieel acht elektrische treinstellen met automatische koppelingen aan. Werkspoor, Beijnes en Allan leveren in 1935 verschillende rijtuigbakken waaruit vier tweewagenstellen met bagageruimte en vier tweewagenstellen zonder bagageruimte worden gecreëerd.

De treinstellen hebben donkergroene kleurstelling met zilverkleurige daken en schortplaten en brede rode banden over de koppen. Net als de dieseltreinstellen ogen de treinstellen niet alleen aan de buitenzijde modern, ook het interieur is eigentijds. Zo zijn er geen houten banken in de derde klasse maar staan hier verende banken met een aluminium frame en kunstlederen bekleding. De zogenaamde Hoek van Hollanders zijn in eerste instantie, in navolging op het Blokkendoosmaterieel, per rijtuig genummerd. In 1938 kent NS de serie de treinstelnummers 201-208 toe. Waarbij de treinstellen 204-206 en 208 de stellen met bagageruimte zijn. Met de omnummering verdwijnen ook de min of meer vaste koersboren met Hoek van Holland en Rotterdam DP van de zijwanden.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn uit de beschikbare rijtuigen nog zes treinstellen samengesteld. De stellen krijgen de aansluitende nummerreeks 201-206 waarbij de eerste twee treinstellen geen bagageruimte hebben. Het Materieel ’35 is tussen 1958 en 1964 geleidelijk afgevoerd.

INZET

NS bestelt het Materieel ’35 speciaal voor een goedkope exploitatie van de Hoekse Lijn. De spoorlijn is door de vele stopplaatsen uitermate geschikt voor het moderne stroomlijnmaterieel. De normale dienst wordt uitgevoerd met drie treinstellen met bagageruimte. Het vierde stel is beschikbaar voor onderhoud. De vier treinstellen zonder bagageruimte dienen slechts ter versterking. Door de keuze voor automatische koppelingen kunnen de versterkingsstellen makkelijk worden aan- en afgekoppeld. NS maakt zo van de gelegenheid gebruik om de extra stellen bijvoorbeeld alleen tussen Rotterdam en Maassluis mee te laten rijden. De automatische koppelingen zorgen er echter ook voor dat het materieel de eerste jaren niet op de andere geëlektrificeerde baanvakken komt omdat hier alleen Blokkendoosmaterieel rijdt. Na de Tweede Wereldoorlog keren de resterende treinstellen terug op de Hoekse Lijn. Ook rijden de stellen ter versterking op de Oude Lijn. Van 1949 tot de buitendienststelling in 1963 rijden de treinstellen op de Hofpleinlijn.