In 1911 start de samenwerking van de laatste vier Nederlandse spoorwegmaatschappijen HSM, SS, NCS en NBDS. Zes jaar later wordt de belangengemeenschap Nederlandsche Spoorwegen opgericht, wat later uitmondt in de oprichting van NS. De samenwerking zorgt voor een uitgebreid plan voor de elektrificatie van de hoofdlijnen en de bouw van een gestandaardiseerd materieelpark van stalen rijtuigen. Verschillende fabrikanten bouwen begin jaren ’20 de eerste proefrijtuigen. Tien jaar later is een groot deel van de oude houten rijtuigen vervangen door moderne stalen exemplaren. De meeste stalen rijtuigen gaan voor 1970 buiten dienst. De laatste bagagewagens houden het, vaak als dienstwagen, nog tot 2000 vol.

De eerste stalen rijtuigen

Met het oog op de elektrificatie van de Oude Lijn, laat NS begin jaren ’20 bij drie verschillende fabrikanten een proefserie van in totaal tien stalen rijtuigen voor getrokken treinen bouwen. Hoewel de zijwanden van staal zijn, zijn de daken bij de meeste exemplaren nog van hout. De rijtuigen van de Nederlandse fabrikanten Beijnes en Werkspoor en het Duitse HAWA krijgen de nummers B 7501-7510 en komen in 1923 in dienst. Ondanks het ontbreken van coupés verschijnen de donkergroene rijtuigen voornamelijk in internationale treinen, zoals de D-treinen naar Parijs. Na twee jaar zijn de tien rijtuigen verbouwd tot tussenrijtuigen voor het Materieel ’24. Bij de verbouwing maakt onder andere de stoomverwarming maakt plaats voor elektrische kachels. De rijtuigen rijden tot 1957 onder verschillende nummers in de Blokkendoosstammen. Hierna zijn ze weer verbouwd voor de getrokken dienst. Pas in 1973 gaat het laatste exemplaar terzijde. Een jaar later koopt de SGB het rijtuig dat oorspronkelijk het nummer B 7507 draagt. Het rijtuig is eind jaren ’90 zoveel mogelijk teruggebracht in de oorspronkelijke toestand van 1923 en is nog altijd in dienst bij de museumvereniging.

Ovaleramenrijtuigen

Terwijl stalen rijtuigen voor het internationale verkeer in een groot deel van Europa inmiddels de standaard is, duurt het na de proefserie van tien rijtuigen uit begin jaren ’20 nog tot 1928 tot de volgende reeks Nederlandse stalen rijtuigen in dienst komt. Dat jaar leveren Beijnes en Werkspoor de rijtuigen AB 7201-7209 en C 7201-7206 aan NS. In 1931 volgen nog de AB 7210-7221 die door Westwaggon in Keulen zijn gebouwd. De rijtuigen zijn bestemd voor het internationale verkeer en krijgen dan ook alleen maar compartimenten aan een gangpad. Aan de buitenzijde zijn de donkergroene rijtuigen herkenbaar aan de ovale vensters aan de einden van de zijwanden, een modeverschijnsel uit die tijd. De zogenaamde Ovalenramenrijtuigen zijn door hun inzet in internationale D-treinen tot ver in Midden- en Oost-Europa te zien. Ook rijden ze de boottreinen naar Hoek van Holland en Vlissingen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de rijtuigen ook in treinen naar Scandinavië te vinden. Hiervoor zijn ze aangepast voor de veerdienst tussen Denemarken en Zweden. Tevens krijgen de rijtuigen na de oorlog de nieuwe blauwe kleurstelling. Vanaf 1960 zijn voldoende Plan K-rijtuigen beschikbaar voor het internationale treinverkeer en degraderen de Ovaleramenrijtuigen naar de binnenlandse spitsdiensten en verlofgangerstreinen. In 1970 gaan de laatste exemplaren terzijde. Ook van deze reeks bewaart de SGB uiteindelijk één exemplaar. De AB 7216 is sinds 1979 eigendom van de museumvereniging en in 2008 na acht jaar van restaureren en reconstrueren weer zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat opnieuw in dienst gekomen.

Coupérijtuigen

Eind jaren ’20 ontstaan plannen om ook voor diverse binnenlandse sneltreindiensten stalen rijtuigen te bouwen. In eerste instantie is het plan om voor de drie klassen drie verschillende rijtuigtypen te bouwen. Uiteindelijk laat NS alleen 85 derde klasse rijtuigen bouwen. Het ontwerp van de rijtuigen is grotendeels gebaseerd op de bestaande coupérijtuigen, alleen is bij de nieuwe rijtuigen een middengang aanwezig. Net als bij ander binnenlands materieel is er geen mogelijkheid om van het ene rijtuig naar het andere te lopen. Aan weerszijden van de twee toiletten in het midden van het rijtuig komen 6 coupés die door wanden met schuifdeuren in totaal zes afdelingen zijn verdeeld. In tegenstelling tot de traditionele rijtuigen heeft het éne compartiment een portier, het andere een breed schuifraam. De rijtuigen C 6401-6485 zijn gebouwd door Beijnes, Werkspoor en HAWA en komen tussen 1930 en 1933 in dienst. Met de komst van de nieuwe rijtuigen kan een groot aantal houten rijtuigen terzijde. De nieuwe stalen rijtuigen rijden voornamelijk in vaste samenstelling met D-treinrijtuigen en een zogenaamde Stalen D de sneltreinen tussen de Amsterdam/Den Haag/Rotterdam en Leeuwarden/Groningen/Enschede en tussen Amsterdam en Maastricht. Daarnaast zijn ze, vaak gecombineerd met houten rijtuigen, in diverse andere binnenlandse treinen te zien. Vanaf halverwege de jaren ’50 krijgen de meeste rijtuigen de blauwe kleurstelling. Ze rijden dan voornamelijk nog spits- en verlofgangerstreinen. Tussen 1962 en 1966 gaan de rijtuigen, enkele zelfs nog in de groene kleurstelling, buiten dienst. Na omzwervingen via Stibans, de VSM en het Spoorwegmuseum komt de C 6478 uiteindelijk in 2009 bij de SGB terecht.

D-treinrijtuigen

De rijtuigen van de koninklijke trein in het Spoorwegmuseum op 19 januari 2020. Aan het uiteinde van de trein zijn de moderne rubberen buisbalgen en de antenne voor dee treintelefoon te zien.Als aanvulling op bovenstaande C-rijtuigen laat NS 35 AB-rijtuigen bouwen. De rijtuigen zijn van een compleet ander ontwerp en krijgen deuren aan de uiteinden en negen compartimenten langs een gangpad. Bovendien krijgen de groene rijtuigen kopdeuren en vouwbalgen om zo de overgang naar een ander rijtuig mogelijk te maken. Tenslotte zijn de rijtuigen geschikt voor de inzet in buurlandtreinen naar Duitsland, België en Noord-Frankrijk. Werkspoor levert de AB 7521-7555 in 1932 en 1933 af. De rijtuigen rijden voornamelijk binnenlandse sneltreinen met de genoemde Coupérijtuigen en in diverse buurlandtreinen als de treinen tussen Den Haag, Venlo, Düsseldorf en Wuppertal. In de jaren ’50 worden de rijtuigen omgebouwd en vernummerd tot tweede klasse rijtuigen en krijgen ze de blauwe kleurstelling. Vanaf 1958 rijden ze alleen nog in de binnenlandse treindienst. Samen met de eerder genoemde stalen rijtuigen zijn de D-treinrijtuigen dan nog voornamelijk in spits- en verlofgangerstreinen te zien. Tien jaar later verdwijnen de laatste exemplaren uit de normale reizigersdienst.

De 7522 en 7546 zijn intussen respectievelijk in 1953 en 1955 omgebouwd tot salonrijtuigen SR 8 en SR 9 van de Koninklijke trein. De rijtuigen krijgen verschillende ruimtes voor de koninklijke familie en hun gevolg. Ook zijn de SR 8 en SR 9 aan de uiteinden voorzien van nieuwe rubberen buisbalgen en antennes voor de treintelefoon. Beide rijtuigen zijn in 1993 vervangen door het nieuwe Koninklijke Intercityrijtuig SR 10. Het tweetal staat sinds 1994 in het Spoorwegmuseum en is sinds enkele jaren toegankelijk voor het publiek. Rijtuig B 6159 staat sinds 1973 op camping De Schaopvolte in Eext. Het rijtuig heeft hier gezelschap van drie Blokkendoosrijtuigen die de voorgaande jaren op het terrein zijn geplaatst. De voormalige AB 7544 is samen met Cec 8512 ingebouwd in bar/kantine De Halte.

Bolkoprijtuigen

Halverwege de jaren ’30 schaft NS bij Werkspoor opnieuw een kleine reeks nieuwe stalen rijtuigen aan. De rijtuigen bestaan uit de reeks ABCd 7301-7308 uit 1935-1936, de reeks Cd 7211-7222 uit 1937 en de ABd-rijtuigen 7401-7410 uit 1939. De drie types kunnen vanwege hun uiterlijke verschijning als één serie worden beschouwd. Meest opvallend zijn de afgeronde daken en uiteinden van de rijtuigen die aansluit op de toen heersende trend om vervoersmiddelen zoveel mogelijk te stroomlijnen. De ABCd-rijtuigen krijgen tien coupés waarvan twee voor de eerste klasse, twee voor de tweede klasse en zes voor de derde klasse. De ABd-rijtuigen hebben drie eerste klasse en zes tweede klasse coupés. De Cd-rijtuigen krijgen tien derde klasse coupés. De donkergroene rijtuigen zijn bestemd voor de internationale D-treinen door heel Europa.

Na de Tweede Wereldoorlog is het materieelpark van NS zodanig uitgedund dat de vervoerder snel nieuw materieel nodig heeft en zo op basis van het ontwerp van de vooroorlogse bolkoprijtuigen 70 nieuwe rijtuigen bestelt. De rijtuigen zijn in verschillende opzichten moderner uitgevoerd dan de vooroorlogse variant en krijgen de type-aanduiding Plan D. De resterende vooroorlogse rijtuigen rijden voortaan niet alleen internationale treinen maar ook in de binnenlandse langeafstandsverbindingen. Eind jaren ’50 krijgen ze de Berlijns blauwe kleurstelling en vinden enkele vernummeringen en aanpassing van de klasse-indeling plaats. Bovendien krijgen acht rijtuigen een bagage-afdeling. In 1959 verdwijnen ze uit de internationale dienst. Tien jaar later gaan de meeste exemplaren terzijde. De laatste rijtuigen volgen in 1973. Verschillende rijtuigen uit de serie ABd komen hierna bij museumverenigingen terecht. De ABd 7401 gaat naar de VSM en de 7402 gaat naar de SGB. Beide zijn echter in 1984 gesloopt. ABd 7404 en 7409 komen terecht bij de Stichting Stoomtrein Tilburg-Turnhout. Na het failissement van de stichting zijn beide in 1985 gesloopt. Uiteindelijk is alleen ABCd 7301 behouden. Het rijtuig is in 1982 aan de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij verkocht en tot 2009 in gebruik als kantine en opslagplaats in Beekbergen.

Stalen Postrijtuigen

In navolging van de eerste stalen rijtuigen voor het reizigersvervoer laat NS in 1931 door HAWA tien stalen postrijtuigen voor het internationale verkeer bouwen. Naast ruimte voor het vervoer van postzakken krijgen de P 7011-7021 ook een ruimte voor het sorteren van de post tijdens de rit. Omdat de rijtuigen vanwege de opslagruimte en sorteerkasten maar weinig ramen hebben, krijgen ze een lichtkap. Tot de Tweede Wereldoorlog zijn de rijtuigen in diverse internationale treinen aan te treffen. Zo rijden ze vanuit Amsterdam en Hoek van Holland naar verschillende Duitse en Belgische steden. Na de oorlog zijn nog slechts drie rijtuigen over. Het drietal rijdt voornamelijk in de treinen naar Duitsland. Door de komst van de ruimere Plan C-rijtuigen is hun taak echter minimaal. Desondanks gaan de rijtuigen pas in 1963-1964 buiten dienst. In 1967 zijn ze alle drie gesloopt.

Bagagewagens DIV en DV

Op de restanten van de Harlingse havensporen bij het Entrepotgebouw is in juli 2019 een voormalig bagagerijtuig van NS geplaatst. Stalen D 6066 is hier in gebruik als informatiecentrum annex expositieruimte. Harlingen, 17 april 2021.Voor de binnenlandse sneltreindiensten met de eerder genoemde Coupé- en D-treinrijtuigen laat NS in 1932-1933 door Allan, Beijnes en Werkspoor veertig stalen bagagewagens bouwen. Net als hun houten voorgangers krijgen de bagagewagens in beide zijwanden een kleine uitbouw. Door de kleine raampjes van de uitbouw kan de meereizende conducteur langs de trein kijken. De bagagewagens krijgen de nummers D 6061-6100 en rijden voornamelijk in vaste samenstelling met genoemde stalen rijtuigen tussen de grote steden in het westen en Noord-, Oost-, en Zuid-Nederland en in buurlandtreinen naar Duitsland en België. In 1932 laat NS door Beijnes ook vijf bagagewagens voor het internationale verkeer bouwen. De wagens krijgen onder andere een extra set schuifdeuren, kopdeuren en vouwbalgen. Bovendien zijn de wagens drie meter langer dan de zogenaamde ‘Kleine D’s’ voor de binnenlandse dienst. De ‘Groote D’s’ krijgen de nummers D 7521-7525. De rijtuigen zijn in diverse doorgaande internationale treinen door heel Europa te zien. Alle stalen D’s hebben de olijfgroene kleurstelling. In 1937 zijn ook D 6095-6100 geschikt gemaakt voor inzet naar Zwitserland. De rijtuigen krijgen hierbij de nummers 7601-7606.

Na de oorlog zijn opnieuw zeven binnenlandse rijtuigen geschikt gemaakt voor het internationale verkeer en de veerdiensten naar Denemarken en Zweden. Ook deze rijtuigen krijgen een nummer in de 7600-serie. Nadat de Groote D’s begin jaren ’50 korte tijd in de nieuwe turkooizen kleurstelling rijden, krijgen alle bagagewagens vanaf halverwege de jaren ’50 de blauwe kleurstelling van het reizigersmaterieel in getrokken treinen. Rond 1960 zijn nog vijf bagagewagens geschikt gemaakt voor de buitenlandse dienst. De elf resterende bagagewagens zonder vouwbalgen zijn diezelfde periode verbouwd tot hersporingswagen. De wagens krijgen een bruine kleurstelling. Pas met de komst van voldoende Intercityrijtuigen met bagage-afdeling verdwijnen de laatste vooroorlogse bagegewagens in september 1981 uit de reizigerstreinen. Een aantal bagagewagens is hierna omgebouwd tot dienstwagen. Begin jaren ’90 krijgen de laatste hersporingswagens nog een revisie. Hierbij zijn de 6065 als 975 1 111 en 6072 als 984 0 506 nog in de gele NS-huisstijl gestoken. De laatste stalen D’s zijn nog tot in 2000 in gebruik. Maar liefst elf exemplaren zijn uiteindelijk bewaard:

Begin 2021 is Stalen D 6072 aan het materieelpark van de Stichting 2454 Crew toegevoegd. Het rijtuig staat op 12 september 2021 voor een opknapbeurt in de monumentale locomotiefloods in Roosendaal.D 6061 is nog tot 2000 als laatste Stalen D in gebruik in de ongevallentrein. Het rijtuig is hierna als ongevallenwagen 157 101 bewaard bij de SGB. Het rijtuig heeft als uitvalsbasis van de Dienst Weg & Werken van de stichting de roodbruine uitvoering uit 1960. Het rijtuig is de opvolger van Stalen D’s 6084 en 7523 die eerder bij de stichting als dienstwagen in gebruik zijn, maar respectievelijk in 2000 en 1985 zijn gesloopt. D 6063 gaat in 1977 als 7618 naar de SSN. Later gaat het rijtuig over naar de VSM. D 6065 is tot 1998 in dienst en gaat hierna over naar de STAR. Hier krijgt het rijtuig een blauwe kleurstelling en het nummer D 285. De Stalen D is bij de gebruik bij de Dienst Weg & Werken. D 6066 gaat in 2001 in eerste instantie naar een particulier. Acht jaar later neemt de Stichting NS 162 het rijtuig over. In 2016 koopt de gemeente Harlingen de D 6066. In 2019 is het opgeknapte rijtuig als informatiepunt in de haven neergezet.

Groote D 7521 van het Spoorwegmuseum op het buitenterrein van het museum. Utrecht, 19 januari 2020.D 6072 is in 1999 aan Stibans verkocht. In 2009 gaat het rijtuig naar de Vereniging tot Behoud van Spoormaterieel Haarlem en later naar Stichting WIJS. Begin 2021 wordt het rijtuig eigendom van de Stichting 2454 Crew. D 6074 gaat in 1998 buiten dienst en over naar de SGB. Het rijtuig is in de oude groene kleurstelling in gebruik als magazijnwagen. D 6080 gaat eveneens in 1998 buiten dienst en belandt via de stichting KLOK en Stibans in 2009 bij de Stichting TEE Nederland. Eind 2021 gaat het rijtuig over naar SIEMei voor de verdere aankleding van het voormalige stationsemplacement van Veghel aan het Duits Lijntje. Het rijtuig staat sinds januari 2022 in Veghel.

D 6082 is in 1996 verkocht aan Stibans. Stalen D 6087 gaat al in 1979 terzijde en is drie jaar later aan de VSM verkocht. Het rijtuig staat jarenlang ongebruikt opgeborgen in Beekbergen en Apeldoorn. In 2019 start de VSM met het opknappen van het rijtuig. In september 2023 komt het rijtuig als D 7614 in blauwe uitvoering weer op de baan. D 6097 gaat in 1988 naar Stibans. In 2000 neemt de SGB het rijtuig als derde Stalen D over. Het rijtuig is in de rijvaardige toestand van 1937 teruggebracht als internationale bagagewagen D 7603. Tenslotte komt D 7521 in 1985 in bezit van Stibans. Tien jaar later gaat het rijtuig over naar het Spoorwegmuseum. De enige bewaarde ‘Groote D’ is teruggebracht in de originele kleurstelling en rijvaardig.