Met het oog op de forse uitbreiding van het aantal treinen bij het invoeren van de nieuwe dienstregeling van Spoorslag ’70 heeft NS eind jaren ’60 snel extra tractie nodig. Om niet teveel kosten te maken, schaft NS in Engeland zeven overbodige elektrische locomotieven aan en neemt de vervoerder vijf overbodige diesellocomotieven van de Staatsmijnen over. De vijf doen van eind jaren ’50 tot de sluiting van de mijnen dienst als serie 151-155. Eind 1970, begin 1971 komen de vijf als 2901-2905 en de geel-grijze huisstijl bij NS in dienst. De sanering in het goederenvervoer zorgt er enkele jaren later voor dat het vijftal alweer terzijde gaat. NS verkoopt de vijf locomotieven door aan het Spaanse FEVE waar ze tot 1982 dienst doen. Hierna is het vijftal gesloopt.

Voor de uitbreiding van de dienstregeling bij Spoorslag ’70 heeft NS eind jaren ’60 snel extra tractie nodig. Naast zeven overbodige elektrische locomotieven uit Engeland neemt de vervoerder vijf werkloze diesellocomotieven van de Staatsmijnen over. Tweedehands materieel volstaat omdat de extra tractie slechts van tijdelijke aard is. De elektrische locomotieven moeten worden vervangen door nieuw te bouwen intercitymaterieel en de diesellocomotieven zijn slechts nodig tot de reorganisatie in het goederenvervoer is afgerond. Het vijftal diesellocomotieven is een variant van één van de twee locomotieftypes waarmee General Motors na de Tweede Wereldoorlog in Europa voet aan de grond probeert te krijgen. Naast verschillende Europese spoorwegmaatschappijen schaffen ook de Staatsmijnen vijf exemplaren van het type G12 aan. Voor het werk bij de Staatsmijnen krijgen de locomotieven onder andere een smallere opbouw en een vanaf de 152 een lage cabine met extra ramen. Prototype 151 komt in 1956 in dienst. De andere vier volgen in 1958 en 1959. Elke locomotief krijgt naast een nummer ook een eigen kleur. De locomotieven rijden tot de sluiting van de Nederlandse kolenmijnen de vele kolentreinen tussen de Staatsmijnen in Brunssum en Hoensbroek naar de haven in Stein en de cokesfabrieken in Beek en Lutterade.

Na de sluiting van de mijnen neemt NS het vijftal over. In juni 1970 gaan de 151-153 naar Tilburg waar ze, naast een opknapbeurt, als eerste diesellocomotieven de nieuwe geel-grijze NS-huisstijl krijgen. De drie komen in het najaar van 1970 als 2901-2903 bij NS in dienst. In het voorjaar van 1971 zijn ook de laatste twee locomotieven beschikbaar. Enkele maanden later komen ze na een opknap- en schilderbeurt als 2904 en 2905 bij NS in dienst.

Spoorslag ’70 is slechts één van de programmapunten van de toekomstvisie Spoor naar ’75. Na de invoering van de compleet nieuwe reizigersdienstregeling start de flinke sanering in het goederenvervoer. Zo sluit NS begin jaren ’70 een groot aantal laad- en losplaatsen en verschillende lokaallijnen die alleen nog voor het goederenvervoer in gebruik zijn. Hiermee kan ook de kleine serie 2900 alweer terzijde. De 2902 gaat na een aanrijding in oktober 1974 al buiten dienst. In februari 1975 gaan ook de overige vier locomotieven terzijde. NS weet het vijftal diezelfde maand al aan het Spaanse FEVE te verkopen. Een maand later zijn de vijf locomotieven verscheept. In Spanje krijgen de locs enkele aanpassingen, een blauwe kleurstelling en de nummers 1421-1425. Ze doen tot 1982 dienst op de spoorlijn Gijon – Lagreo. Hierna is het baanvak omgebouwd tot smalspoorlijn en zijn de vijf locomotieven gesloopt.

Inzet

NS zet de vijf locomotieven vanuit de Zwolse lijnwerkplaats in. Vanuit Zwolle rijden ze onder andere goederentreinen naar Heerenveen, Hoogeveen, Emmen en Nijmegen. Daarnaast rijden ze doorgaande goederentreinen van Amersfoort naar Duitsland via Hengelo en Winterswijk. Vanuit Winterswijk zijn de locomotieven bovendien met buurtgoederentreinen op de voormalige GOLS-lijnen naar Aalten en Groenlo te zien.