Met het oog op de uitbreiding van het Zwolse emplacement door de aanleg van de spoorlijn naar Almelo eist de gemeente een nieuwe ongelijkvloerse verbinding tussen Zwolle aan de noordzijde van het station en de buurtschappen Ittersum, Oldeneel en Schelle, ten zuiden van het station. Bij het ontwerp van de brug worden zowel moderne technieken als traditionele materialen toegepast. Zo zijn de bakstenen landhoofden in neorenaissance stijl uitgevoerd met natuurstenen hoeken. De brug zelf is opgebouwd uit vakwerkliggers van welijzer in de vorm van een lens, een uitvinding van de Duitse ingenieur August Pauli. Dankzij de uitvinding kunnen met relatief slanke profielen ranke constructies worden gebouwd. Hoewel in diverse Europese landen bruggen van het type worden gebouwd, is het ontwerp in Nederland alleen in Zwolle toegepast.
De brug over het Zwolse emplacement bestaat uit drie segmenten van 38,5 meter. De steunpunten liggen op ijzeren jukken. De hoofdliggers van de overspanningen bestaan uit gietijzeren stoelen. In 1883 is de zogenaamde Hoge Brug gereed. De brug is uitgevoerd als voetgangersbrug en krijgt aan beide zijden trappen en opritten zodat gebruikers ook handkarren en vee mee kunnen nemen.
Vanwege de elektrificatie van het Zwolse emplacement is de brug in 1951 verhoogd. In 1990 is de unieke brug benoemd tot Rijksmonument. Datzelfde jaar maken de hoefijzervormige opritten voor de aanleg van de Van Karnebeektunnel plaats voor nieuwe gebogen opritten. Ook verdwijnt één van de drie trappen. De daaropvolgende jaren zijn de landhoofden en de brug compleet gerestaureerd.
Op de foto boven dit artikel de Hoge Brug gezien vanuit het zuiden op 28 juli 2024. Enkele maanden eerder is de brug opgeknapt en voorzien van een nieuwe verflaag en een nieuw brugdek. Ter hoogte van de sporen is te zien dat de hekken geleidelijk steeds hoger zijn geworden en de originele reling nog amper te zien is.