Door de toenemende concurrentie van het snelle en goedkope vrachtvervoer over de weg is NS in de jaren twintig genoodzaakt om een alternatief voor het trage en omslachtige goederenvervoer per spoor te zoeken. Na de bouw van enkele proeflocs, neemt NS in de periode 1930-1932 vijftig locomotoren met benzinemotoren in gebruik. De locjes worden op diverse kleinere stations geparkeerd voor lichte rangeerwerkzaamheden. Na de komst van de sterkere diesel-elektrische locomotoren in de daaropvolgende jaren, neemt het belang van de ‘Oersikken’ alweer snel af. In 1938 gaat het eerste exemplaar alweer buiten dienst. Ook tijdens de oorlog verdwijnen diverse locomotoren. In 1950 gaan de laatste exemplaren bij NS terzijde. Een aantal locs is verkocht aan particulieren en blijft langer in gebruik. Hierdoor zijn zes oersikken bewaard gebleven.
Door de opkomst van het vrachtverkeer over de weg blijkt al snel dat het goederenvervoer per spoor met stoomtractie zeer traag en omslachtig is georganiseerd. Doordat de locomotieven van buurtgoederentreinen vrijwel op elk station moeten rangeren, gaat veel tijd verloren. Een dergelijke trein is over een traject van 100 kilometer al snel meer dan een halve onderweg. De dienst versnellen door op elk station een stoomlocomotief, inclusief bemanning te stationeren is vanwege de kosten ook geen oplossing en dus kijkt NS naar andere mogelijkheden. De oplossing wordt gevonden in eenvoudige locomotoren met benzinemotoren die alleen door een bevoegde rangeerder bediend hoeven te worden. Naast de eenvoudige bediening is een bijkomend voordeel dat ze alleen gestart hoeven te worden wanneer ze nodig zijn. Met de inzet van de locomotoren kan de goederendienst per spoor aanzienlijk worden versneld.
In 1927 bouwt locomotieffabriek L. Schwartzkopff in Berlijn proefloc 101. Twee jaar later volgt de 102. Deze locomotor heeft een sterkere benzinemotor en een maximumsnelheid van 30 km/u in plaats van de 10 km/u van de 101. De locomotor is bovendien iets langer en voorzien van een cabine voor de rangeerder met een afdakje boven de treeplanken. In navolging van de de 102 bestelt NS 17 exemplaren bij Berliner Maschinebau A.G., het voormalige L. Schwartzkopff. De locomotoren zijn in 1930 gereed. Het de periode 1931-1932 bouwt Werkspoor nog 33 exemplaren. De 103-130 hebben een appelgroene kleurstelling. De 131-152 zijn in een donkergroene kleurstelling afgeleverd. Bovendien krijgt deze tweede deelserie andere benzinemotoren en enkele aanpassingen in de installatie. Ook is het dak minder rond dan bij de oudere soortgenoten.
NS stationeert de locomotoren in eerste instantie vooral bij kleinere stations in de zuidelijke provincies. Met de komst van de sterkere dieselelektrische locomotoren halverwege de jaren ’30 gebruikt NS de oude locomotoren vrijwel niet meer. De 102 is al in 1938 verkocht. De 107 volgt een jaar later. Begin 1940 laat NS nog onderzoek doen om de benzinemotoren te vervangen door dieselmotoren. De kosten wegen echter niet op tegen de baten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakt een aantal locomotoren beschadigd en verdwijnt een deel naar Duitsland. Direct na de oorlog zijn nog twaalf exemplaren bedrijfsvaardig. In de maanden na de oorlog zijn bovendien nog acht exemplaren opgeknapt. Al in 1946 besluit NS de resterende locomotoren niet meer te herstellen of uit Duitsland terug te halen maar samen met de bedrijfsvaardige soortgenoten te vervangen door nieuwe diesel-elektrische exemplaren. In 1950 gaan de 109 en 148 als laatste ‘Oersikken’ bij NS terzijde. Een aantal exemplaren vervolgt hun loopbaan bij particulieren. Spoorijzer koopt in 1950 maar liefst elf terzijde gestelde locomotoren om op te knappen en te voorzien van een sterkere dieselmotor. De onderneming verkoopt de locomotoren, voorzien van een nieuw locnummer, aan diverse bedrijven als de Hoogovens, Shell, verschillende suikerfabrieken en de IJsselcentrale in Zwolle en Hengelo. Een aantal exemplaren blijft nog decennialang actief. Zo rangeert de 122 nog tot in de jaren ’90 bij Suikerfabriek Vlaanderen in Moerbeke.
Naast de locomotoren voor NS bouwt Werkspoor in 1931 ook twee exemplaren voor de gemeente Den Haag. De locomotoren krijgen de nummers 1 en 2 en zijn bestemd voor het rangeren van vuiltransportwagens op het terrein van de Gemeentereiniging. In 1968 staakt de gemeente het vervoer van huisvuil per spoor. Locomotor 1 verhuist naar de VAM in Wijster, No. 2 gaat naar sloperij/oud-ijzerhandelaar Pamatex in de hofstad. In 1978 keert No. 1 terug bij No. 2 in Den Haag. Beide locomotoren zijn daar in 1985 gesloopt.
INZET
In 1931 start NS een proef op de Maaslijn met snellere goederentreinen en locomotoren op de verschillende stations voor de rangeerwerkzaamheden en de bediening van de verschillende aansluitingen en nabijgelegen stations. Een jaar later volgens verschillende Brabantse lijnen en de Zeeuwse Lijn. Met de komt van de sikken halverwege de jaren ’30 verspreidt NS de oudere locomotoren verder over de kleinere stations in Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Zeeland. De locs zijn ook te zien op de IJmondlijn en op de stations rond de depots van Woerden en Bilthoven . De 129-132 wijken iets af van hun soortgenoten en zijn bestemd voor rangeerwerkzaamheden bij de verschillende werkplaatsen. Met de uitbreiding van het aantal dieselelektrische locomotoren verdwijnen de oude locomotoren weer van de meeste stations. NS zet de locs vervolgens vooral in bij seizoensgebonden rangeerklussen als het verplaatsen van bietenwagens in Roosendaal en Nuth. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de laatste locomotoren nog bijna vijf jaar vooral te vinden bij de werkplaatsen van Amersfoort en Blerick en bij enkele stations in noord- en oost Nederland. De laatste vier ‘oersikken’ staan in 1949 nog bij de genoemde werkplaatsen opgesteld, maar komen amper nog in actie.
MUSUEMLOCOMOTOREN
Doordat een groot aantal locomotoren na hun buitendienststelling bij NS nog lange tijd doorrijden bij andere bedrijven, belanden diverse exemplaren uiteindelijk bij museumorganisaties. Het Spoorwegmuseum bezit twee locomotoren. De 103 komt in de jaren ’70 vanuit NV Staalwerken ‘De Maas’ te Maastricht bij de SGB terecht. In de jaren ’80 draagt de SGB de locomotor over aan Het Spoorwegmuseum. Het museum laat de loc opknappen en voorzien van een nieuwe dieselmotor en aandrijving. Tussen 1989 en 1996 pendelt de locomotor over het terrein van het museum. De locomotor is in oktober 2019 weer in de lichtgroene afleveringstoestand teruggebracht. De 137 is via Spoorijzer, de Hoogovens en Thomassen in De Steeg in 1985 eveneens in Het Spoorwegmuseum terecht gekomen. De locomotor is in 1995 rijvaardig gemaakt. In 2005 is de motor versleten en wordt de loc niet meer ingezet. In 2015 is de 137 door de SGB in Goes cosmetisch zoveel mogelijk in oude staat hersteld. Enkele jaren eerder heeft de SGB al de 122 geheel in historische staat teruggebracht. De locomotor die tot in de jaren ’90 in België dienst doet, is vanaf 2000 in bezit van Stichting de Locomotor. De SGB brengt de sterk verbouwde locomotor in de loop der jaren geheel terug naar originele uitvoering. In 2014 komt de 122 weer rijvaardig bij de SGB in dienst.
De MBS bezit twee Oersikken. De 145 doet nog tot 1983 dienst bij de Suikerfabriek in Breda. Datzelfde jaar is de locomotor aan de MBS geschonken. De rijvaardige locomotor behoudt de groene uitvoering van de suikerfabriek. De 125 komt een jaar later vanaf de Hengelose IJsselcentrale over naar de MBS. De locomotor is eind 2016, begin 2017 cosmetisch teruggebracht in de oorspronkelijke NS-uitvoering. Hierbij is ook de motorhuif aangepast en de accubak gereconstrueerd. In februari 2019 is de loc als monument voor het stationsgebouw van Haaksbergen neergezet.
De 116 van de VSM komt net als de 125 van de MBS in 1984 van de IJsselcentrale in Hengelo. De locomotor is 2015 rijvaardig gemaakt en donkergroen geschilderd. De derde locomotor van de IJsselcentrale in Hengelo staat van 1987 tot 1999 als monument in Avonturenpark Hellendoorn. Hierna staat de onbekende oersik nog enige tijd bij de RTM in Brouwersdam. De SGB heeft de locomotor uiteindelijk als onderdelenleverancier gesloopt. Locomotor 117 is enige tijd eigendom van de SHM, maar is later alsnog alsnog gesloopt.
Op de foto boven dit artikel staat locomotor 116 op 8 oktober 2016 te midden van ander museummaterieel van de VSM bij de draaischijf in Beekbergen.