Om het sterk toegenomen reizigersaanbod op te vangen, ontwikkelt NS begin jaren ’90 voor de lange afstanden het DD-IRM. Met de komst van het materieel breekt NS met de traditionele vaste treinstelsamenstelling. Feitelijk bestaat een treinstel uit drie of vier rijtuigen die door middel van automatische koppelingen tot eenheid zijn samengevoegd. Vanaf 2001 zijn de oorspronkelijke drie- en vierwagenstellen verlengd tot vier- en zeswagenstellen. Daarnaast wordt nog een groot aantal nieuwe vier- en zeswagenstellen gebouwd. In 2008 komt het laatste treinstel in dienst.

Eind jaren ’80 presenteert NS het plan Rail 21. Hierin is, naast een groot aantal infrastructurele projecten, ook het zogenaamde drietreinenconcept opgenomen: Stoptreinen gaan AggloRegiotreinen heten en InterRegiotreinen nemen de meeste bestaande intercitydiensten over. Tenslotte komt er een net van hoogwaardige intercitydiensten, vergelijkbaar met de EuroCity. Net als een groot deel van de infrastructurele projecten is ook het drietreinensysteem niet uitgevoerd. De enige herinnering aan het plan is de benaming van het nieuwe dubbeldeksmaterieel dat deze periode is ontwikkeld: DD-AR (AggloRegio) en DD-IRM (InterRegio).

In juli 1991 bestelt NS de eerste serie Interregio-dubbeldekkers. Bij het ontwerp van de rijtuigen is gebruik gemaakt van diverse technieken die in het nieuwe SM’90 zijn toegepast. Het interieur is comfortabeler dan van de oudere stoptreindubbeldekkers. Ook krijgt de eerste klasse in tegenstelling tot de bestaande dubbeldekkers een 1+2 opstelling. Voor de minibar zijn tussen de trappen kleine liften aangebracht. Bovendien zijn het de eerste rijtuigen bij NS die met airconditioning zijn uitgerust. Voor de 81 treinstellen zijn vijf verschillende rijtuigbakken ontworpen. Hoewel ieder rijtuig een eigen nummer heeft, krijgt een samengestelde eenheid wel één treinstelnummer. De 34 driewagenstellen zijn ondergebracht in de serie 8200, de 47 vierwagenstellen in de serie 8400. Voor het volgnummer bepaalt het ABv3- of 4-rijtuig, dat in elke samengestelde eenheid aanwezig is, het treinstelnummer. Omdat de rijtuigen in verschillende fabrieken zijn gebouwd, loopt de nummering van beide series door elkaar. Tussen 1994 en 1996 zijn 290 rijtuigbakken afgeleverd.

In 2000 bestelt NS Reizigers maar liefst 252 rijtuigbakken. Met 128 bakken zijn de driewagenstellen verlengd tot vierwagenstellen en de vierwagenstellen tot zeswagenstellen. De treinstellen zijn respectievelijk ondergebracht in de series 9400 en 8600. Met de andere 124 bakken worden in dezelfde periode nieuwe vier- en zeswagenstammen gebouwd. Deze krijgen een nummer in de series 9500 en 8700. In september 2001 gaat de 8201 als eerste treinstel voor verlenging naar Talbot/Bombardier in Aachen. In november dat jaar keert het stel als 9401 terug in Nederland. Begin 2002 komen de eerste verlengde en nieuwe treinstellen in dienst. Alle nieuwe rijtuigen krijgen in de tweede klasse stoelen met stoffen bekleding. Een belangrijk deel van deze stoelen is op het benedendek, in tegenstelling tot de stoelen in de oude rijtuigen, in coach-opstelling geplaatst. Hierdoor hebben de verschillende bakken van de verlengde stellen dus verschillende types stoelen en indeling.

In 2007 bestelt NS nogmaals vijftig vierwagenstellen. Ook deze stellen vallen binnen de serie 9500. Deze laatste 50 stellen krijgen een afwijkend interieur in een nieuwe kleurstelling. De stoelen hebben een andere bekleding en de rijtuigen krijgen brede trappen. Dit laatste is mogelijk omdat enige jaren daarvoor de rijdende minibar is afgeschaft en de liften hiervoor niet zijn ingebouwd. In 2008 neemt NS het laatste treinstel in gebruik.

MODERNISERING

Zes jaar nadat NS het laatste treinstel in gebruik neemt, starten de voorbereidingen voor de revisie en modernisering van de rijtuigen van de eerste generatie DD-IRM. Hierbij worden ook de rijtuigen meegenomen die voor de verlenging van de treinstellen zijn gebouwd. Het interieur van de treinstellen wordt bij de revisie op hoofdlijnen gelijk gemaakt aan het DDZ-materieel. De oude liftschachten worden omgebouwd tot bagageruimte. Ook de blauwe banen aan de buitenzijde worden vrijwel gelijk aan die op de DDZ-stammen. De deuren worden geel met daaromheen een blauwe band. De revisie van proefstel 9411 is halverwege december 2015 al vergevorderd als NS besluit de revisie tot nader order uit te stellen om zo het materieeltekort, dat die periode is ontstaan, niet verder op te laten lopen. Het treinstel maakt begin juli 2016 een eerste proefrit. Eind augustus is de 9411 aan de pers gepresenteerd. Vervolgens duurt het nog tot half februari 2017 voordat de 8637 als eerste gereviseerde treinstel in de reizigersdienst verschijnt. Met de aflevering van de 8675 is de modernisering van de eerste generatie VIRM eind december 2020 gereed.

Intussen beginnen in de zomer dat jaar de voorbereidingen voor de revisie van de tweede en derde generatie VIRM. De treinstellen krijgen een nieuwe variant van de NS-huisstijl. Hierbij zijn de zijwanden grotendeels geel en voorzien van een groot NS-logo. De daken zijn blauw en eindigen in de kenmerkende NS-flow in de blauwe koppen. Met de nieuwe kleurstelling neemt na vijftig jaar afscheid het verschil in kleurstelling tussen intercity’s en sprinters. De gemoderniseerde treinstellen krijgen een ander interieur dan hun voorgangers. Naast nieuwe stoelen en een ander thema van de decoraties, krijgen de treinstellen als eerste intercity-materieel stopcontacten in de tweede klasse. Begin juni 2021 komen de eerste gemoderniseerde VIRM 2/3-treinstellen in dienst. Nadat alle vierwagenstellen gereed zijn, komt de 8741 in februari 2022 als eerste gemoderniseerde zeswagenstel weer op de baan. Het stel is sinds 2020 het proefstel voor de modernisering van de VIRM 2/3-treinstellen. Omdat de nieuwe NS-huisstijl dan nog niet gereed is, krijgt het stel de huisstijl van de gemoderniseerde stellen uit de eerste serie.

In het najaar van 2023 start de revisie van het eerste proefstel van de laatste deelserie. De rest van de serie VIRM 4 wordt volgens plan in de periode 2026-2028 gemoderniseerd.

INZET

De bijna 200 treinstellen zijn inmiddels in het hele land aan te treffen. De stellen hebben een belangrijk aandeel in vrijwel alle intercitydiensten. Het proefbedrijf begint augustus 1994 echter in de stoptreindienst Dordrecht – Roosendaal. Vanaf januari 1995 rijdt het materieel vrijwel de gehele treindienst tussen Amsterdam en Vlissingen. Met het ingaan van de nieuwe dienstregeling 1995/1996 vervangen ze het DD-AR materieel in de treindienst Den Helder – Nijmegen. Ook gaan de stellen tussen Den Haag/Rotterdam en Enschede rijden. In de winter komen er meer treinen in de NoordOost-verbindingen bij. Redenen hiervoor zijn het onderhoud dat een deel van de stellen in Onnen krijgt en de ombouwwerkzaamheden in Utrecht waardoor er minder ruimte is voor extra spitstreinen. Ook rijden de stellen een aantal slagen tussen Zwolle en Emmen.

Vanaf januari 1996 zet NS het interregiomaterieel ook tussen Zwolle en Roosendaal in. Het traject staat tot die tijd vooral bekend als de verbinding waar juist het oudste materieel wordt ingezet. Ook gaat het materieel dat jaar rijden tussen Amsterdam en Den Haag Centraal en in de IC’90 verbindingen tussen Den Haag/Rotterdam en Nijmegen en tussen Zwolle en Eindhoven. Het materieel verdwijnt uit de NoordOost-verbindingen. De stellen komen nog wel wekelijks in Leeuwarden en Groningen door enkele doorgetrokken IC’90 treinen van en naar het zuiden.

In 2000 verdwijnt het materieel volledig van de IJssellijn. De voornaamste oorzaak is de hoge defectenstand van de stellen. Met de komst van de nieuwe treinstellen keert het materieel geleidelijk terug op deze verbinding. Ook gaan de stellen tussen Den Haag en Venlo en tussen Den Haag en Hoorn rijden.

Met ingang van de nieuwe dienstregeling 2007 ontstaat een geheel nieuw inzetgebied voor het materieel. NS voert de intercityverbinding tussen Haarlem (voorheen Zandvoort aan Zee) en Zuid-Limburg die sinds jaar en dag met getrokken materieel wordt gereden, voortaan volledig met DD-IRM uit. Belangrijkste reden is het koppelen en splitsen van treindelen van en naar Heerlen en Maastricht waardoor beide steden voortaan elk halfuur een intercityverbinding met de rest van Nederland hebben. In plaats van Haarlem wordt voortaan van en naar Alkmaar (in de spits Schagen) gereden. In december 2009 worden de intercityverbindingen Amsterdam – Amersfoort en Amsterdam – Enkhuizen aan elkaar gekoppeld. Het DD-IRM heeft bijna twee jaar allenheerschappij op de nieuwe verbinding. In oktober 2011 neemt het Intercitymaterieel het grootste deel van de treindiensten over.

In april 2011 vervangen de VIRM treinstellen het ICM in de intercitydienst tussen Rotterdam en Amersfoort (- Deventer). Het materieel verdwijnt tegelijkertijd grotendeels weer van de IJssellijn. Een half jaar later groeit ook het aandeel van de treinstellen in de NoordOost-verbindingen. Bij het ingaan van de nieuwe dienstregeling 2013 rijden de treinstellen vrijwel alle treinen tussen Groningen en Rotterdam en ongeveer de helft van de treinen tussen Leeuwarden en Rotterdam. Ook rijden de treinstellen ongeveer de helft van de nieuwe intercity’s van Groningen en Leeuwarden via de Hanzelijn naar Den Haag Centraal. In februari 2013 verdwijnt het materieel weer uit de intercity’s tussen Groningen/Leeuwarden en Rotterdam. De intercitydienst tussen Groningen/Leeuwarden en Den Haag wordt vanaf dat moment geheel met het DD-IRM gereden.

De treinstellen rijden vanaf december 2014 in verband met de beperkte capaciteit tijdens de verbouwing van Utrecht Centraal alle treinen tussen Den Haag/Rotterdam en Enschede. Tegelijkertijd verdwijnt het materieel tussen Schiphol en Heerlen. Twee jaar later zijn alle perrons weer beschikbaar en draait NS deze wijziging weer terug. De treinen Schiphol – Heerlen rijden tussen Schiphol en Eindhoven bovendien gecombineerd met een treindeel voor Venlo. Bij het ingaan van de nieuwe dienstregeling 2018 verdwijnt het DD-IRM tussen de Randstad en Groningen/Leeuwarden. De treinstellen zijn nodig voor de intensieve treindienst op de A2-corridor. Het materieel rijdt hierbij alle treinen tussen Alkmaar/Enkhuizen en Maastricht/Heerlen. Ook rijdt het VIRM op de nieuwe intercityverbinding tussen Schiphol en Venlo. Vanaf februari 2021 rijden de stellen ook weer alle treinen tussen Zwolle en Roosendaal. Na de terugkeer van de DDZ-treinstammen, verdwijnt het meeste VIRM weer van laatstgenoemde verbinding.

Huidig materieelbestand DD-IRM (treinstammen):
in dienst bij NS: 8608, 8610, 8614, 8615, 8621, 8624, 8628, 8632, 8633, 8635-8642, 8644-8649, 8651-8667, 8670-8672, 8674-8676, 8681, 8701-8703, 8705, 8707, 8709, 8713, 8715, 8717, 8719, 8721, 8723, 8726, 8727, 8729-8743, 8745, 8746, 9401-9407, 9409, 9411-9413, 9416-9420, 9422, 9423, 9425-9427, 9430, 9431, 9434, 9443, 9450, 9468, 9469, 9473, 9477-9480, 9504, 9506, 9508, 9510, 9512, 9514, 9516, 9518, 9520, 9522, 9524, 9525, 9528, 9544, 9547-9597
terzijde: geen
gesloopt: 8629

Net als het intercitymaterieel is ook het Dubbeldeks Interregiomaterieel regelmatig voor promotiedoeleinden en totaalreclame gebruikt.

Op de foto boven dit artikel rijdt VIRM-treinstel 9406 op 23 juni 2019 als intercity van Utrecht naar Deventer bij Teuge.