In de periode 1923-1932 bouwen vier verschillende fabrikanten bijna 260 rijtuigen van het type Materieel ’24. De rijtuigen zijn verdeeld over vijf types motorrijtuigen en acht types gewone rijtuigen. Tegelijkertijd met de bouw van het zogenaamde Blokkendoosmaterieel zijn diverse lijnen in het westen van het land geëlektrificeerd. De eerste decennia worden de rijtuigen in wisselende samenstellingen als treinstammen ingezet. Eind jaren ’50 rijdt de laatste Blokkendoosstam. Hierna rijden de motorrijtuigen onder andere als posttrein en dienstwagen. Ook verschijnen veel rijtuigen in getrokken treinen. De laatste rijtuigen verdwijnen in 1972 uit de reizigersdienst. Twintig jaar later gaat testrijtuig ‘Jules’ als laatste motorrijtuig uit de serie buiten dienst. Intussen rijdt een groot aantal exemplaren bij museumorganisaties.
In 1911 starten de laatste vier Nederlandse spoorwegmaatschappijen HSM, SS, NCS en NBDS de eerste samenwerking. Zes jaar later wordt de belangengemeenschap Nederlandsche Spoorwegen opgericht, welke later uitmondt in de oprichting van de N.V. Nederlandsche Spoorwegen. De samenwerking zorgt voor een uitgebreid plan voor de elektrificatie van de hoofdlijnen en de bouw van een gestandaardiseerd materieelpark van stalen rijtuigen.
Verschillende fabrikanten bouwen begin jaren ’20 tien proefrijtuigen voor getrokken treinen. Niet veel later bestelt NS zes motorrijtuigen en zes tussenrijtuigen voor de elektrische proefdienst. In 1924 komen de eerste rijtuigen in dienst. Tot 1932 neemt NS nog 124 motorrijtuigen en 123 gewone rijtuigen in gebruik. De rijtuigen zijn qua indeling aangepast aan het reizigersaanbod op de lijnen waarvoor ze bestemd zijn. In de loop der jaren is ook de constructie een aantal keer gemoderniseerd. Omdat voor de treindienst tussen Haarlem en IJmuiden tweewagenstammen voldoende zijn, worden in 1927 drie gewone rijtuigen met stuurstand gebouwd.
Vanaf 1931 zijn de laatste series Blokkendoosrijtuigen in een geheel groene kleurstelling afgeleverd. Ook de oudere rijtuigen, die in eerste instantie een beige band rond de ramen kennen, krijgen in de loop van de jaren ’30 deze kleurstelling. In de loop der jaren is de indeling van verschillende rijtuigen aangepast aan de vervoersvraag. Ook zijn diverse gewone rijtuigen van een stuurstand voorzien om zo in tweewagenstammen in de stoptreindienst op de Oude Lijn te rijden.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn nog ruim 200 Blokkendoosrijtuigen over. De komst van het moderne stroomlijnmaterieel zorgt er echter voor dat de behoefte aan de Blokkendoosstammen begin jaren ’50 afneemt. Tegelijkertijd is de elektrificatie van de hoofdspoorlijnen in volle gang. In 1953 laat NS vijf Blokkendozen ombouwen tot dienstwagen voor de montage van de bovenleiding. Vijf andere rijtuigen zijn tegelijkertijd verbouwd tot werkwagen. Eén motorrijtuig is omgebouwd tot instructierijtuig voor de elektrische tractie.
De komst van een groot aantal elektrische locomotieven zorgt voor een tekort aan getrokken rijtuigen voor de reizigersdienst. Tussen 1956 en 1960 zijn daarom maar liefst 159 rijtuigen verbouwd tot getrokken rijtuig. Naast de 99 beschikbare tussenrijtuigen zijn ook 60 motorrijtuigen verbouwd en ontdaan van de kopwanden, tractie-installaties en stroomafnemers. De rijtuigen krijgen een blauwe kleurstelling met gele biezen aan de onder- en bovenzijde van het rijtuig.
Diezelfde periode zijn 25 motorrijtuigen verbouwd tot motorpostrijtuig. Naast het verwijderden van het interieur krijgen de rijtuigen ook een gesloten kopwand op de plek van de kopwand met doorloopmogelijkheid. Ook krijgen de motorposten aan beide zijden twee paar extra schuifdeuren. De motorposten krijgen een bruine kleurstelling met een gele band. Vijf andere motorrijtuigen zijn in 1957 verbouwd tot konvooiwagen voor het vervoer van materialen tussen de verschillende werkplaatsen. Ook deze rijtuigen verliezen hun interieur en krijgen een tweede gesloten kopwand en een paar extra schuifdeuren.
In 1959 verdwijnen de laatste originele Blokkendoosstammen uit de reizigersdienst. Een jaar later gaan de eerste getrokken rijtuigen door de komst van het nieuwe Plan E-materieel alweer terzijde. De groeiende reizigersaantallen zorgen er echter voor dat de laatste rijtuigen in 1968 nog een opknapbeurt krijgen en tot in 1972 in de reizigersdienst rijden. Intussen is in de loop van de jaren ’60 is nog een groot aantal Blokkendoosrijtuigen omgebouwd tot werkmaterieel voor diverse doeleinden. Ook zijn diverse motorwagens omgebouwd tot instructierijtuig. Ook de motorpostrijtuigen zijn door de komst van nieuwe motorpostrijtuigen vanaf 1966 in gebruik als dienstmaterieel. Maar liefst 17 rijtuigen zijn intussen in gebruik als personeelsverblijf, kantine of kantoor. Begin jaren ’80 gaan de laatste instructierijtuigen terzijde. Tien jaar later gaan de laatste rijtuigen die als werkmaterieel in gebruik zijn buiten dienst. In 1991 gaat ook meetrijtuig Jules terzijde. Het motorrijtuig is dan twintig jaar lang in gebruik geweest voor ATB- en later ook Telerail-metingen. In 1976 krijgt het rijtuig als enige Blokkendoos de gele NS-huisstijl.
Inzet
De inzet van het Materieel ’24 gaat in de eerst tien jaar gelijk op met de elektrificatie van de eerste hoofdlijnen van de Nederlandse Spoorwegen. De eerste proefrijtuigen gaan in 1924 in twee treinstammen van vijf rijtuigen op het geëlektrificeerde baanvak tussen Den Haag en Leiden rijden. De treinstammen verhuizen in 1926 naar de Hofpleinlijn. Terwijl de eerste geëlektrificeerde spoorlijn is aangepast voor het 1500V-bedrijf, moet het ZHESM-materieel nog worden verbouwd. De nieuwe Blokkendozen gaan hier in kortere treinstammen rijden. Intussen start de seriebouw en is ook de rest van de Oude Lijn geëlektrificeerd. In 1927 keert het ZHESM-materieel terug op de Hofpleinlijn rijdt het Materieel ’24 weer in vijfwagenstammen de elektrische sneltreindienst tussen Amsterdam en Rotterdam. Door de groeiende vervoersvraag, maar de beperkte capaciteit van de motorrijtuigen aan beide zijden van de trein zijn de treinstammen in 1928 met een extra motorrijtuig verlengd. Door het extra motorrijtuig krijgen de diverse treinen ook een zevende rijtuig. De stoptreindienst wordt met driewagenstammen uitgevoerd. In 1935 komen de omgebouwde stuurstandrijtuigen in dienst en worden de stoptreinen ingekort tot twee rijtuigen. Intussen is de sneltreindienst in 1934 doorgetrokken naar Dordrecht. In een aantal treinen tussen Amsterdam en Dordrecht rijdt een restauratierijtuig als zevende rijtuig mee.
Intussen laat NS vanaf 1927 tweewagentreinen tussen Haarlem en IJmuiden rijden. Vanaf 1931 rijdt het Blokkendoosmaterieel in vierwagenstammen ook tussen Amsterdam en Alkmaar en tussen Haarlem en Uitgeest. Vier jaar later verschijnen ook vierwagenstammen tussen Amsterdam en Zandvoort. Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft het meeste Blokkendoosmaterieel op de Oude Lijn en de Noordhollandse lijnen rijden. Wel worden 21 motorrijtuigen geformeerd tot zeven trekkrachten voor het goederenvervoer. In de loop van de oorlog nemen de reizigersaantallen af en komen nog 14 combinaties van drie motorrijtuigen in het goederenvervoer terecht.
Na de oorlog gaan de overgebleven Blokkendozen in wisselende samenstellingen op diverse trajecten rijden. De treinstammen keren terug op de Noorhollandse lijnen waar ze voor de oorlog ook rijden. Ook verschijnt het Materieel ’24 op de baanvakken Amsterdam – Hilversum – Amersfoort/Utrecht en tussen Utrecht en Amersfoort. Ook rijden de Blokkendozen na de oorlog korte tijd op de Hoekse Lijn en de Oude Lijn. In 1948 verschijnen de treinstammen tussen Utrecht en Arnhem. Twee jaar later rijdt het Materieel ’24 op het hele traject tussen Amsterdam en Nijmegen. Diezelfde periode verschijnt het Materieel ’24 ook tussen Utrecht en Geldermalsen, tussen Utrecht en Leiden en op de opnieuw in gebruik genomen Kippenlijn tussen Amersfoort en Ede-Wageningen. De treinstammen kennen begin jaren ’50 bovendien enkele uitschieters op de pas geëlektrificeerde trajecten naar Enschede en Groningen en rijden ze de boottreinen tussen Amsterdam en Hoek van Holland. Daarnaast wordt het materieel veelvuldig ingezet voor het vervoer van militairen. Ze rijden hierbij onder andere doorgaande treinen van Weert naar Groningen en tussen Rotterdam en Ede-Wageningen.
Met de komst van het Materieel ’54 verdwijnen steeds meer treinstammen naar de reservedienst. In 1959 rijden de laatste Blokkendoosstammen tussen Amsterdam en Uitgeest en tussen Amsterdam, Hilversum en Amersfoort/Utrecht. De rijtuigen die bestemd zijn voor getrokken dienst, rijden intussen voornamelijk in de doorgaande sneltreindiensten vanuit de Randstad naar het noorden en oosten van het land. Ook rijden ze eind jaren ’50 tussen Eindhoven en Venlo. Wanneer voldoende moderne getrokken rijtuigen beschikbaar zijn, zijn de Blokkendoosrijtuigen voornamelijk in spitstreinen op de Oude Lijn en in Noord-Holland te vinden. Ook zijn de rijtuigen nog altijd in verlofgangerstreinen te vinden. Hiermee verschijnt het materieel voor het eerst op niet geëlektrificeerde trajecten waar ze door stoom- en later diesellocomotieven worden getrokken.
Museummaterieel
De historische waarde en klassieke uitstraling van het Blokkendoosmaterieel zorgen ervoor dat uiteindelijk bijna 30 rijtuigen bewaard blijven bij museumorganisaties en andere bedrijven. Nadat de laatste rijtuigen in 1972 uit de reizigersdienst verdwijnen, reserveert NS al 13 exemplaren voor museale doeleinden. De verschillende rijtuigen worden verhuurd en later verkocht aan diverse museumorganisaties. Vijf exemplaren zijn uiteindelijk bestemd als plukrijtuig en in de loop der jaren gesloopt. Intussen gaan begin jaren ’70 maar liefst zeven rijtuigen naar de Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken om als excursietrein dienst te doen. Deze trein rijdt tot eind jaren ’80 waarna de rijtuigen, al dan niet als plukrijtuig, bij diverse musea terechtkomen. In de loop van de jaren ’70 ontstaan ook de eerste plannen om een dienstvaardige klassieke Blokkendoosstam te vormen. Door de slechte staat van de resterende rijtuigen uit het museumbestand van 1972, zijn in de jaren ’80 twee andere rijtuigen aangewezen om te worden verbouwd tot Museumblokkendoos. De verschillende onderdelen komen van een groot aantal andere rijtuigen. De tweewagenstam is in het voorjaar van 1989 gereed en ter gelegenheid van 150 jaar spoorwegen in Nederland aan Het Spoorwegmuseum overgedragen. Halverwege de jaren ’90 is een tussenrijtuig aan de stam toegevoegd.
Vanuit het historische bestand zijn in 1974 de eerste rijtuigen verhuurd aan museumorganisaties. Vier rijtuigen gaan naar de SSTT voor museale ritten op de lijn Tilburg – Turnhout. Drie stuks gaan naar de SHM en twee exemplaren komen terecht bij de SGB. In de loop van de jaren ’70 wisselen de meeste rijtuigen alweer van eigenaar. Zo gaat de SSTT failliet en gaan de meeste rijtuigen over naar de VSM. Ook twee van de drie rijtuigen van de SHM gaan naar de VSM. In de loop der jaren gaan ook de laatste dienstwagens terzijde en verwerven diverse musea extra rijtuigen.
Tegenwoordig is Het Spoorwegmuseum naast de genoemde driewagenstam, bestaande uit mBD 9107, Cec 8553 en Ces 8104, ook eigenaar van rijtuig C9410 dat sinds 1996 als restaurant bij het Nationaal Smalspoormuseum in het Zuidhollandse Valkenburg staat. Tenslotte is ook mP 9204 eigendom van het museum. Het motorrijtuig is tot 1992 in dienst als meetrijtuig Jules. Na het afstaan van verschillende onderdelen voor de museumblokkendoos is het rijtuig eind jaren ’90 weer in de bruine motorpost-kleurstelling geschilderd. Via verschillende eigenaren belandt het rijtuig als vergaderzaal naast het Centraal Ketelhuis op het terrein van De Wagenwerkplaats in Amersfoort. Ook motorrijtuig mBD 9021 staat op het terrein van de Rijtuigenloods. Het rijtuig heeft van 1968 tot 1999 de functie van houtwagen van de ongevallentrein. In deze uitvoering, dus in bruine kleurstelling en zonder interieur, tractie-installatie en stroomafnemers staat het rijtuig in de gelijknamige loods.
De VSM beschikt over zes rijvaardige blokkendoosrijtuigen. De B 8501, C 8503 en C 8505 komen uit het oorspronkelijke museumbestand van NS en zijn na een enkele jaren bij de SSTT eind jaren ’70 verkocht aan de VSM. Ook de WR 8527, C 8535 en C 8536 zijn eigendom van de museumvereniging. Tenslotte is de Aec 8508 in januari 2015 overgenomen van de SGB. De voormalige bovenleidingsmontagewagen wacht nog op herstel.
Net als de VSM kan ook de SGB een getrokken trein met blokkendoosrijtuigen vormen. De museumvereniging heeft na de sanering van het materieelpark rond 2015 nog vijf rijvaardige rijtuigen over. Meest bijzondere rijtuig is de Bd 7507. Het oudste nog bestaande blokkendoosrijtuig in Nederland is één van de tien proefrijtuigen die NS in 1923 laat bouwen en doet als zodanig zelfs dienst in internationale treinen. Het rijtuig is sinds 1974 eigendom van de SGB en in 1999 zoveel mogelijk teruggebracht in de originele staat. De Cec 8524 en Cec 8533 zijn sinds eind jaren ’70 eigendom van de SGB. Halverwege de jaren ’90 zijn de rijtuigen samen met de Cec 8543, die in 1995 overgenomen is van de Hoogovens weer in de oude kleurstelling teruggebracht. Tenslotte is het oorspronkelijke motorrijtuig mC 9015 verbouwd tot getrokken rijtuig. Het rijtuig is aan beide zijden voorzien van een elektrische rolstoellift. Het interieur is voorzien van uitneembare banken, afkomstig uit een Belgisch rijtuig. Het rijtuig heeft een opvallende kleurstelling: Aan een zijde is het rijtuig creme-groen, aan de andere zijde is het geheel groen.
Motorrijtuig mC 9002 is tot 1981 in gebruik voor wegleerritten. Na de buitendienststelling is het rijtuig door de toenmalige beheerder, Jaap Mol, onderhouden voor een eventuele museale toekomst. In 1990 is het motorrijtuig overgedragen aan de hobbyclub van de Hoofdwerkplaats Haarlem. De Wergroep Jaap heeft de mC 9002 de daaropvolgende jaren in eigen beheer teruggebouwd naar afleveringstoestand. Eén van de dichte koppen is hierbij weer vervangen door een doorloopkop. Het motorrijtuig is vanaf 1996 weer in de afleveringstoestand op de hoofdbaan te zien. De ‘Jaap’ rijdt hierbij regelmatig in combinatie met de museumblokkendoos van Het Spoorwegmuseum. In oktober 2021 gaat het motorrijtuig over naar de Stichting 2454 Crew. In 2023 knapt de stichting de Jaap weer geheel rijvaardig op.
Op camping De Schaopvolte in Eext staat al sinds 1969 mC 9037. Het rijtuig staat naast het voormalige stationsgebouw de op sporen van het vroegere emplacement. Twee jaar na de komst van de mC 9037 is ook de C 8512 op het terrein neergezet. Het rijtuig maakt samen met het voormalige D-treinrijtuig AB 7544 deel uit van kantine ‘De Halte’. In 1972 is Blokkendoosrijtuig A 8514 aan de collectie toegevoegd.
Blokkendoos mC 9443 is jarenlang door de SGB gebruikt als restauratierijtuig. In 2014 is het rijtuig overgenomen door de gemeente Tilburg. In september dat jaar is het rijtuig naar het terrein van de voormalige hoofdwerkplaats overgebracht. Twee jaar lang is het rijtuig in gebruik bij verschillende activiteiten in de polygonale loods. Hierna staat het rijtuig vier jaar lang op een stuk spoor bij het station. In de zomer van 2020 is het verwaarloosde rijtuig opgeknapt om een plek te krijgen op de Stadscamping in het Spoorpark Tilburg. Voormalig motorrijtuig mCd 9415 is van 1966 tot 1995 in gebruik als kantoor van de firma Trailstar te Rotterdam. Hierna is het bij de SGB in gebruik als opslagruimte. In april 2016 is het rijtuig samen met een Belgisch K1-rijtuig bij restaurant De Houtloods op het voormalige werkplaatsterrein in de Tilburgse Spoorzone geplaatst. Hier is het rijtuig aan de buitenzijde geheel opgeknapt en van een zwarte kleurstelling voorzien. Vanbinnen is het rijtuig in gebruik als aparte zaal van het restaurant.
Motorrijtuig mC 9014 is vanaf begin jaren ’80 samen met de mC 9029 in gebruik als winkel en magazijn van Het Spoorwegmuseum. Tijdens de verbouwing van het museum staat het rijtuig als informatiecentrum op het voorplein van het museum. In 2005 gaat het rijtuig over naar de STAR. Hier doet het rijtuig dienst als souvenirwinkel. Nadat de vereniging in 2008 een winkel in de nieuwe rijtuigloods in gebruik neemt, is het rijtuig werkloos. In februari 2017 neemt de Marrumer IJzeren Spoorweg Maatschappij, gevestigd in het voormalige station van Marrum-Westernijkerk het rijtuig over van de STAR. Het rijtuig blijft echter in Stadskanaal. Nadat de MIJSM het rijtuig niet kan plaatsen is het in 2023 aan museum Bevrijdende Vleugels in Best verkocht. Het rijtuig staat sinds juni dat jaar langs een perronnetje op het buitenterrein van het museum.
In het voorjaar van 2024 is het 100 jaar geleden dat het Materieel ’24 in dienst komt. Eén van de eerste motorrijtuigen is de, nog altijd actieve mC9002. Op 5 mei 2024 organiseert eigenaar 2454 Crew een aantal ritten tussen Den Haag en Leiden. Op de foto boven dit artikel is het motorrijtuig bij Den Haag Mariahoeve onderweg naar Den Haag HS.