Tussen 1956 en 1962 bouwen verschillende Nederlandse fabrikanten voor NS het Materieel ’54. De serie bestaat uit 68 tweewagenstellen en 73 vierwagenstellen. De treinstellen zijn bestemd voor de langeafstandsverbindingen en zijn hierdoor relatief luxe uitgevoerd. Bij het invoeren van de nieuwe dienstregeling bij Spoorslag ’70 introduceert NS het concept ‘Intercity’. In de jaren ’70 wordt bijna de helft van de vierwagenstellen omgebouwd tot intercitytreinstel. In de normale treindienst wordt echter geen onderscheid gemaakt en rijden alle treinstellen zo’n twintig jaar lang de een groot deel van de Nederlandse intercitydiensten. In 1993 gaan de laatste met asbest geïsoleerde treinstellen buiten dienst, in januari 1996 gevolgd door de laatste ‘glaswol’-stellen.

Door de elektrificatie van een groeiend aantal baanvakken en ter vervanging van het Materieel ’24 bestelt NS in 1954 bij de Nederlandse fabrikanten Allan, Beijnes en Werkspoor 31 vierwagenstellen en veertien tweewagenstellen van het type Materieel ’54. Heemaf zorgt voor de elektrische installaties van de stellen. In de loop der jaren wordt de bestelling steeds verder uitgebreid zodat uiteindelijk 73 vierwagenstellen en 68 tweewagenstellen zijn gebouwd. De treinstellen zijn ondergebracht in de deelseries Plan F, G, M, P en Q. De eerste series treinstellen worden in de donkergroene kleurstelling van het elektrische stroomlijnmaterieel afgeleverd. Onderaan de neuzen verschijnt een dikke rode band die uitloopt in het tyfoonrooster. Later gebouwde treinstellen krijgen een lichtere groene kleur met een zandgele snor. Ook de oude stellen zijn hierna in deze kleurstelling geschilderd. Hoewel de treinstellen technisch een stuk moderner zijn dan hun voorgangers, is het interieur is in eerste instantie gebaseerd op dat van het Materieel ’46. Wel zijn de reizigersafdelingen voorzien van TL-verlichting. In de jaren ’70 zijn de treinstellen gereviseerd en is het interieur gemoderniseerd. Los van de revisie zijn de treinstellen tussen 1968 en 1980 in de gele NS-huisstijl geschilderd.

Tijdens de bouw van de eerste treinstellen ontwikkelen NS en NMBS op basis van het Materieel ’54 een serie elektrische treinstellen die geschikt zijn voor zowel het Nederlandse als het Belgische spoorwegnet. De twaalf treinstellen zijn grotendeels op het hondekopmaterieel gebaseerd, maar kennen ook grote verschillen. Lees hier meer over het Benelux-Materieel ’57.

INTERCITYTREINSTELLEN

Eind jaren ’60 introduceert NS met Spoorslag ’70 het zogenaamde Intercitynet. Voor de dienst op de langeafstandsverbindingen worden getrokken treinen en het Materieel ’54 aangewezen. NS begint in 1968 met het aanbrengen van verbeteringen aan de treinstellen. De treinstellen krijgen tijdens hun revisie onder andere centrale deursluiting en een omroepinstallatie. Om het comfort op de intercityverbindingen verder te verhogen, laat NS begin jaren ’70 twaalf van de nieuwste treinstellen Materieel ’54 tijdens hun grote revisie ombouwen tot zogenaamd ‘coachstel’.

Treinstel 1970 staat model voor de ombouw van de treinstellen. Het stel brandt als treinstel 776 in 1969 in Akkrum voor de helft uit. Het treinstel is hierna omgebouwd tot luxe forensentrein voor de verbinding Groningen – Den Haag. Het stel krijgt maar liefst drie eerste klasse rijtuigen. In de twee nieuwe eerste klasse rijtuigen en in het tweede klasserijtuig laat NS diverse modellen stoelen plaatsen. Het grootste deel staat in coach-opstelling. Onder andere via reizigersonderzoek worden zo de ideale zittingen voor het toekomstige intercitymaterieel bepaald. In eerste instantie verschijnt het treinstel in 1970 in huisstijl-geel op de baan. In 1972 krijgt het stel, net als de eerste intercitystellen blauwe banen rond de raampartijen. De 776 wordt vernummerd in treinstel 1970 en staat model voor de ombouw van nog eens 37 treinstellen tot intercitystel.

In 1972 begint de ombouw van de treinstellen 773, 775, 777-786. De treinstellen behouden de oorspronkelijke verhouding van één eerste klasse rijtuig en drie tweede klasse rijtuigen. Wel krijgen de stellen een compleet nieuw interieur met verstelbare stoelen die, net als bij de 1970, voornamelijk in coach-opstelling staan. In tegenstelling tot de 1970 blijft de bagageafdeling gehandhaafd. De stellen gaan in een aparte omloop tussen Amsterdam en Vlissingen rijden. Tussen 1975 en 1981 laat NS nog eens 25 vierwagenstellen Materieel ’54 ombouwen tot intercity-materieel. Bij deze stellen wordt alleen het tweede klasse interieur vervangen. Ook wordt een deel van de bagageafdeling verbouwd tot reizigersafdeling. De eerste stellen zijn in eerste instantie ondergebracht in de doorlopende nummerrreeks 780-791. Later verbouwde stellen behouden hun volgnummer maar krijgen een 1 voor hun treinstelnummer. De 780-791 zijn in 1977 omgenummerd in 1780-1791. In 1982 deklasseert NS het Ar rijtuig van treinstel 1970, vijf jaar later volgt het Ak rijtuig. Het interieur blijft echter ongewijzigd. Met de komst van de locomotiefserie 1700 krijgen de intercitystellen, inclusief de 1970, begin jaren ’90 hun oorspronkelijke treinstelnummer terug. Ook de 1970 wordt hernummerd in 776.

In 1985 laat NS een studie doen naar een levensduurverlenging van vijftien jaar voor al het Materieel ’54. De treinstellen zouden hiermee tot 2003-2016 kunnen doorrijden. Het daaropvolgende jaar besluit NS de plannen niet uit te voeren en de laatste treinstellen conform eerdere plannen in 1989 terzijde te stellen. Groeiende reizigersaantallen en de komst van de OV-jaarkaart voor personeel van Defensie en studenten zorgen er eind jaren ’80 voor dat het Materieel ’54 alsnog een opknapbeurt met levensduurverlenging van drie jaar krijgt. Een harde eis is dat alle met asbest geïsoleerde treinstellen uiterlijk 1 oktober 1993 buiten dienst gaan. Terwijl het nieuwe Intercitymaterieel in de loop van de jaren ’80 het Materieel ’54 geleidelijk uit de belangrijkste intercitydiensten verdrijft, schuift het Materieel ’54 door naar stoptreindiensten en de nieuwe intercitydiensten die NS in 1990 voornamelijk tijdens de spitsuren laat rijden. In 1992 en 1993 gaan alle treinstellen uit de eerste deelseries terzijde. De laatste asbest-stellen gaan op 31 oktober 1993 buiten dienst. Hierna volgt de geleidelijke afvoer van de resterende treinstellen welke voornamelijk met glaswol zijn geïsoleerd. In januari 1996 gaan de laatste treinstellen buiten dienst.

Inzet

De eerste jaren rijdt het Materieel ’54 net als alle andere series stroomlijnmaterieel verspreid over het geëlektrificeerde spoorwegnet. In 1960 verbetert NS op diverse langeafstandsverbindingen de dienstregeling onder andere door wijzigingen in de materieelinzet. Zo zet de vervoerder voortaan stroomlijnmaterieel in op de doorgaande treinen tussen Amsterdam, Den Haag en Rotterdam enerzijds en Groningen, Leeuwarden en Enschede anderzijds. Verbindingen waar treindelen regelmatig combineren en splitsen en in Utrecht moeten kopmaken. Door de komst van de laatste bestellingen van het Materieel ’54 kan het grootste deel van deze diensten met het comfortabele materieel worden uitgevoerd. De treinstellen rijden bovendien de treinen tussen Amsterdam en Vlissingen. Tussen Amsterdam en Roosendaal rijdt een Benelux-treinstel mee. Tussen Amsterdam en Rotterdam rijdt bovendien een aantal jaar een ouder stroomlijntreinstel mee dat na Rotterdam als stoptrein naar Eindhoven doorrijdt. Vanaf 1966 rijdt NS een aantal treinen tussen Zandvoort en Zuid-Limburg met Materieel ’46 en Materieel ’54.

In 1970 reorganiseert NS de treindienst opnieuw. Met het plan Spoorslag ’70 presenteert de vervoerder het Intercitynet. Het Materieel ’54 wordt aangewezen om de hoogwaardige sneltreinverbindingen uit te voeren. Terwijl de Beneluxtreinen voortaan los van de treinen naar Vlissingen rijden, laat NS de eerste tot intercitymaterieel verbouwde treinstellen in een aparte omloop tussen Amsterdam en Zeeland rijden. In de tweede helft van de jaren ’70 vervalt het onderscheid en verschijnen ook onverbouwde stellen op de verbinding. Het Materieel ’54 rijdt bovendien bijna alle treinen in de verbindingen tussen de Randstad en Noord- en Oost-Nederland. Alleen tussen Amsterdam en Twente blijven getrokken treinen rijden. In de loop van de jaren ’70 verschijnt het Materieel ’54 ook tussen Amsterdam en Nijmegen en tussen Zwolle en Vlissingen. In 1977 maken de treinstellen tussen Amsterdam en Nijmegen plaats voor de zeven protostellen van het nieuwe Intercitymaterieel.

Het verdwijnen van de eerste naoorlogse materieelsoorten en de komst van de Intercityrijtuigen zorgen begin jaren ’80 tot grote verschuivingen in de materieelinzet. Het Materieel ’54 verdwijnt door de komst van de nieuwe rijtuigen grotendeels tussen Amsterdam en Vlissingen. Ook verdwijnen de treinstellen van de IJssellijn. Vrijgekomen treinstellen schuiven door naar de verbinding Den Haag – Venlo en de Noord-Hollandse spitsdiensten. Vanaf 1984 rijden de treinstellen ook weer tussen Amsterdam en Nijmegen. Met de komst van het Dubbeldeksmaterieel verdwijnen de stellen in 1985 weer uit de Noord-Hollandse spitsdiensten. De komst van nieuwe Intercityrijtuigen zorgt ervoor dat de stellen in 1988 niet langer tussen Den Haag en Venlo rijden. De komst van het Intercitymaterieel zorgt ervoor dat het Materieel ’54 geleidelijk uit de zogenaamde Noord-Oostverbindingen verdwijnt. In 1984 verdwijnen de stellen uit de verbinding Amsterdam – Groningen/Leeuwarden. Eind jaren ’80 zijn de treinen Den Haag/Rotterdam – Enschede aan de beurt. In 1990 neemt het Intercitymaterieel de laatste treinen Rotterdam/Den Haag – Groningen/Leeuwarden over. Ondertussen vervangt het Materieel ’54 vanaf 1985 de meeste getrokken treinen tussen Amsterdam en Enschede. Vrijgekomen treinstellen rijden vanaf dat jaar ook weer het grootste deel van de treinen tussen Amsterdam en Vlissingen. Vanaf 1987 rijden de stellen op het geëlektrificeerde traject Zwolle – Emmen. Diezelfde periode verschijnen de stellen ook weer op de IJssellijn.

In 1990 voert NS onder de naam IC’90 twee nieuwe intercityverbindingen in. De treinen rijden in eerste instantie voornamelijk in de brede spits. Zowel tussen Zwolle en Eindhoven, met uitlopers naar Groningen, Leeuwarden en diverse Limburgse plaatsen als tussen Nijmegen en Den Haag/Rotterdam laat NS vrijwel alle treinen met het Materieel ’54 rijden. Tegelijkertijd nemen de stellen de stoptreindiensten rond Eindhoven, tussen Nijmegen en ‘s-Hertogenbosch en van Utrecht naar Rhenen en Tiel over. Een jaar later verschijnt het materieel ook in spitsdiensten in Zuid-Limburg. In 1992 keren de treinstellen ook terug in diverse Noord-Hollandse spitsdiensten. Terwijl het grootste deel van de stellen in 1993 terzijde gaat, blijft het Materieel ’54 op vrijwel alle trajecten waar het daarvoor rijdt, actief. In 1993 verdwijnen ze alleen volledig uit de intercitydienst Amsterdam – Nijmegen en de Zuid-Limburgse spitsdiensten. In de loop van 1994 verdwijnen de stellen tussen Amsterdam en Vlissingen, tussen Zwolle en Emmen, uit de stoptreindiensten rond Utrecht en Eindhoven en uit de Noord-Hollandse spitsdiensten. Ook het aantal diensten op de IJssellijn, in de IC’90-treinen en in de stoptreindienst tussen Zwolle en Groningen krimpt aanzienlijk. Eind 1994 verdwijnen de laatste treinstellen tussen Amsterdam en Enschede. In de zomer van 1995 verdwijnen de treinstellen definitief van het baanvak Den Haag – Venlo. In het najaar rijden ze nog enkele maanden enkele spitstreinen tussen Amsterdam en Hoorn Kersenboogerd. In januari 1996 gaan de laatste treinstellen buiten dienst.

Het Materieel ’54 is zowel bij reizigers als personeel geliefd. Het naderende afscheid gaat in de eerste helft van de jaren ’90 dan ook niet ongemerkt voorbij. Een maand voordat de laatste ‘asbest-stellen’ terzijde gaan, houdt de NVBS half september 1993 enkele afscheidsritten. De 321 is hierbij in de groene kleurstelling met zandgele snor gestoken. De meerijdende 359 blijft geel, maar krijgt wel de klassieke snor die het stel als eerste gele treinstel van het type in de jaren ’60 en ’70 heeft. ‘Glaswol-stel’ 388 neemt de snor in november 1993 over. Het jaar daarop krijgt de 765 de snor die enkele stellen begin jaren ’60 bij wijze van proef hebben. De 761 krijgt tenslotte een grijze ‘bloedneus’ uit de jaren ’50. In juni 1995 organiseert de Werkgroep 1501 een afscheidsrit met treinstellen 381 en 393. De 381 is hierbij zoveel mogelijk in de uitvoering uit de jaren ’50 teruggebracht en vernummerd in 348. In oktober dat jaar houdt STIBANS een afscheidsrit met de 386 van het Spoorwegmuseum. Diezelfde maand steekt tijdschrift Railhobby de 374 voor een afscheidsrit in een alternatieve beschildering.

Ook bij andere gelegenheden krijgt een aantal Materieel ’54-treinstellen in de jaren ’90 nog een speciale rol. Zo staat de 322 in 1992 op de Floriade in Zoetermeer. Terwijl de Bk als filmzaal dient, steekt de kop van de ABDk uit de dijk aan de zijde van de spoorlijn en A12 om zo de aandacht van de tentoonstelling te trekken. In 1993 is de 363 in een bijzondere geel-blauwe kleurstelling geschilderd om reclame te maken voor KunstRai. Naast een aantal ritten in de normale treindienst, verschijnt het treinstel ook bij de festiviteiten rond de opening van de Zuidtak. In 1995 is de 763 wit geschilderd en ingericht als tentoonstellingstrein vanwege het feit dat de Tweede Wereldoorlog vijftig jaar eerder ten einde kwam. Het treinstel maakt van eind januari tot 5 mei 1995 een tournee door Nederland.

Museummaterieel

Het Spoorwegmuseum bewaart sinds 1996 treinstel 386. De beide rijtuigen zijn in 2005 in de oorspronkelijke groene kleurstelling teruggebracht. Het ABDk-rijtuig krijgt dat jaar een plek in het vernieuwde museum. In 2008 zijn beide rijtuigen weer gecombineerd en is het treinstel rijvaardig gemaakt. Hierna zet het museum het stel in voor bijzondere ritten als de Heimwee Expres. In 2016 krijgt het complete treinstel een vaste plek in het Spoorwegmuseum en wordt het niet langer ingezet. Het stel blijft wel rijvaardig.

Stichting Hondekop is sinds februari 1996 eigenaar van vierwagenstel 766. De stichting voorziet de neuzen van het geel-blauwe Intercitystel van een tijdelijke beschildering. In 1999 krijgt het stel weer gele neuzen. Van oktober 2000 tot maart 2001 is het stel weer in geheel groene kleurstelling geschilderd. Voor filmopnamen over de treinkapingen in de jaren ’70 is het treinstel in 2007 geheel geel geschilderd. Het stel is in de verschillende kleurstellingen voor diverse rondritten ingezet. Van 2010 tot 2016 krijgt het stel een grondige revisie en is het weer groen geschilderd. Begin juli 2016 maakt de 766 weer een eerste rit met publiek. De Stichting is sinds 2015 ook eigenaar van het enige bewaarde Benelux-treinstel, de 220.902 van de NMBS. In juli 2017 is het treinstel van Leuven naar Roosendaal overgebracht om te worden opgeknapt.

Naast de genoemde treinstellen blijft tweewagenstel 375 bewaard. Het treinstel staat van begin 1995 tot eind 2013 op het terrein van het Verkeerspark in Assen. In de loop der tijd is om het treinstel een compleet Vermaakplein gebouwd en is het stel zelf omgebouwd tot Alpen Party Express. De 375 is hierbij aan de zichtbare buitenzijde voorzien van een groen-rode kleurstelling aangevuld met bijpassende accessoires als nepsneeuw. In de Bk-bak maakt het interieur plaats voor een bar. In oktober 2013 zijn beide bakken van het treinstel in twee delen gezaagd en uit het park verwijderd en opgeslagen. De bakken zijn in 2018 opgeknapt en groen geschilderd en op een camping in Wieringerwerf opgebouwd tot verblijfsaccommodatie. Door de beperkte ruimte is het treinstel enkele meters ingekort. Het bewaarde interieur van de ABDk-bak blijft zoveel mogelijk behouden.