In de loop van de jaren ’30 introduceert NS op steeds meer reizigersverbindingen het moderne stroomlijnmaterieel. Het postvervoer per spoor vindt dan echter nog altijd plaats in getrokken rijtuigen. Om ook post te kunnen vervoeren in de stroomlijntreinen, zijn in de tweede helft van de jaren ’30 speciale rijtuigen met automatische koppelingen ontwikkeld. Tussen eind jaren ’30 en eind jaren ’40 zijn ruim twintig stroomlijnpostrijtuigen in verschillende uitvoeringen gebouwd. Met de komst van de Motorpostrijtuigen gaan de eerste rijtuigen eind jaren ’60 terzijde. In 1979 gaat het laatste rijtuig buiten dienst.

In de loop van de jaren ’30 introduceert NS op steeds meer reizigersverbindingen het moderne stroomlijnmaterieel. Het postvervoer per spoor vindt dan echter nog altijd plaats in getrokken rijtuigen. Om ook post te kunnen vervoeren in de stroomlijntreinen, zijn in de tweede helft van de jaren ’30 speciale rijtuigen met automatische koppelingen ontwikkeld. De eerste zes rijtuigen zijn in 1938 door Beijnes en Werkspoor afgeleverd. Ze krijgen dezelfde gestroomlijnde uitvoering en de groene kleurstelling als het elektrische stroomlijnmaterieel. De rijtuigen hebben geen frontruiten en alleen sluitseinen. De grote deuren zijn bestemd voor het snel in- en uitladen van de postzakken. In de rijtuigen bevinden zich sorteertafels, rekken om postzakken op te hangen en bundelkasten. De rijtuigen krijgen de nummers P 8501-8506 en de type aanduiding Pec wat staat voor Postrijtuig voor elektrische dienst met closet. De Pec’s zijn eigendom van de PTT. NS is verantwoordelijk voor de dienstuitvoering en het onderhoud.

In 1940 en 1941 leveren Allan, Beijnes en Werkspoor de vervolgserie van vijftien rijtuigen. De rijtuigen zijn een meter langer dan de eerste serie en hebben bovendien geen deuk in de neuzen omdat al het stroomlijnmaterieel inmiddels over hetzelfde type koppeling beschikt. De Pec’s zijn in aansluiting op hun voorgangers genummerd in P 8507-8521.

In 1948 levert fabrikant Allan twee rijwielwagens die qua uiterlijk enigszins overeenkomen met de postrijtuigen. De rijtuigen krijgen de nummers 8501 en 8502 en zijn aan beide zijden voorzien van vier grote rolluiken. Voor het daglicht zijn enkele kleine raampjes aangebracht. Daarnaast is het tweetal weer een meter langer dan de postrijtuigen uit de tweede serie. De rijtuigen bieden plaats aan 140 fietsen. Omdat vrijwel direct blijkt dat ze niet aan de behoefte voldoen, verbouwt Allan ze al in 1949 tot postrijtuig. Hierbij maakt één van de rolluiken aan elke zijde plaats voor een raam. Ook zijn enkele kleine raampjes vervangen door een groter exemplaar. De rijtuigen krijgen de nummers P 8551 en 8552. De rolluiken zijn in 1953 vervangen door schuifdeuren.

Ondertussen bouwt Allan in 1950 de derde en laatste serie postrijtuigen. De rijtuigen zijn vrijwel gelijk aan de tweede serie en krijgen de nummers 922-936. Tegelijkertijd zijn de oude rijtuigen vernummerd in de reeks 901-917. Vier rijtuigen zijn tijdens de oorlog niet teruggekeerd uit Duitsland en worden afgeschreven. De voormalige fietsrijtuigen krijgen de nummers 951 en 952. De 8511 keert in 1951 alsnog terug uit Polen en krijgt het nummer 918.

De komst van de Motorpostrijtuigen zorgt ervoor dat in 1966 de eerste vijf rijtuigen worden afgevoerd. In de daaropvolgende jaren volgen nog enkele rijtuigen. Met de komst van de nieuwe treinstellen in de 900-serie van Materieel ’64 krijgen de resterende rijtuigen in 1972 een 1 voor hun nummer.

In 1979 wordt het Sternet ingevoerd. Hierbij is het postvervoer geheel gescheiden van het reizigersvervoer. Tegelijkertijd gaan de stroomlijnpostrijtuigen buiten dienst. De 1902 is door Stibans bewaard en maakt sinds 1986 deel uit van de collectie van het Spoorwegmuseum.

Omdat de Dieseldrieën bij de introductie van de eerste postrijtuigen nog over een afwijkende koppeling beschikken, krijgen de rijtuigen een voorzetstuk op de koppeling. Bij het rijden met elektrische treinen, wordt dit deel omhoog geklapt. Om ruimte te maken voor het voorzetstuk is een opvallende deuk in de beplating boven de koppeling aangebracht.

Door het tekort aan reizigersmaterieel na de Tweede Wereldoorlog laat NS op de Oude Lijn en het zogenaamde Middennet een aantal Pec’s in vaste combinaties met stroomlijntreinstellen meerijden om reizigers in ieder geval een staanplaats te bieden. In 1948 verdwijnen de laatste zeven postrijtuigen uit de reizigersdienst.

Op de foto boven dit artikel wordt de Pec van het Spoorwegmuseum met wat ander museummaterieel op 17 mei 2014 overgebracht van het museum naar de loods in Blerick. Het konvooi staat even stil in Amersfoort zodat e-loc 1202 kan kopmaken.