Voor de inzet in doorgaande internationale treinen naar Scandinavië, Oostenrijk en Italië en vakantietreinen als de ‘Bergland Expres’, laat NS eind jaren 50 voor het eerst couchetterijtuigen bouwen. De rijtuigen van het type Plan N krijgen de nummers B 7001-7025. Begin jaren ’70 verdwijnen de rijtuigen alweer uit het doorgaande internationale treinverkeer en zijn ze omgebouwd tot ‘normale’ tweede klasse rijtuigen. De voormalige couchetterijtuigen rijden hierna voornamelijk met de Plan K-rijtuigen tussen Rotterdam (later Den Haag) en Keulen. Na de komst van de eerste Intercityrijtuigen in 1981, gaan de rijtuigen buiten dienst. Net als een aantal Plan K-rijtuigen worden elf Plan N rijtuigen kort na de buitendienststelling gereviseerd. De rijtuigen vangen tot 1984 een deel van het materieeltekort op. Hierna zijn alle rijtuigen gesloopt.
In navolging van de ligrijtuigen van diverse Europese spoorwegmaatschappijen laat NS in 1958 en 1959 door Werkspoor in Utrecht 25 rijtuigen van het type Plan N bouwen. De rijtuigen zijn de eerste ligrijtuigen van NS en krijgen met het oog op de internationale richtlijnen van een uniek ontwerp dat afwijkt van het overige materieel van de vervoerder. De rijtuigen bieden per coupé zes eenvoudige bedden. Overdag kunnen acht passagiers op de banken plaatsnemen. Net als de andere rijtuigen van NS krijgen ze een blauwe kleurstelling. Onder andere het slecht functionerende ventilatiesysteem en het beperkte comfort zorgen ervoor dat de rijtuigen niet populair zijn bij internationale reizigers. In 1971 neemt NS met de DB deel aan een internationale pool van ligrijtuigen waardoor de eigen rijtuigen niet langer nodig zijn. NS laat de couchetterijtuigen ombouwen tot tweede klasse rijtuigen voor de binnenlandse treindienst en buurlandtreinen. De komst van de nieuwe Intercityrijtuigen zorgt er in 1981 voor dat de amper twintig jaar oude Plan N-rijtuigen alweer terzijde kunnen.
Onder andere door de vertraagde aflevering van het nieuwe Dubbeldeksmaterieel ontstaat begin jaren ’80 een materieeltekort. Daarnaast zijn de tien locomotieven van de serie 1600 die bestemd zijn voor het rijden met de nieuwe dubbeldeksrijtuigen min of meer overbodig. NS laat hierom alsnog elf Plan N-rijtuigen samen met 14 Plan K-rijtuigen reviseren om zo een aantal extra getrokken treinen beschikbaar te hebben. De rijtuigen komen in 1983 weer in dienst om een deel van het materieeltekort op te vangen. Een jaar later gaan de rijtuigen alsnog terzijde. Terwijl de meeste rijtuigen worden gesloopt, fungeren twee rijtuigen nog enkele jaren als remrijtuigen bij een groot aantal slooptransporten van onder andere Materieel ’46 en ongereviseerde Plan X-treinstellen en -motorrijtuigen. Eind 1987 komt een eind aan de inzet van het tweetal. In juli 1988 is één van beide rijtuigen gesloopt. Hierna verbiedt de Arbeidsinspectie de sloop van spoorwegmaterieel waarin asbest verwerkt is. In april 1990 is het laatste Plan N-rijtuig na diverse omzwervingen in brand gestoken en na verwijdering van de asbest alsnog gesloopt.
Inzet
De ligrijtuigen worden in hun beginjaren ingezet in internationale treinen als de Nord-West Express en Austria Express en vakantietreinen als de Bergland Expres naar de Alpen. Later volgen ook Italiaanse bestemmingen en is de Nord-West Express doorgetrokken naar Stockholm. In 1971 haalt NS de rijtuigen uit deze diensten en zet ze net als de Plan K-rijtuigen tien jaar lang voornamelijk in de buurlandtreinen tussen Rotterdam (later Den Haag) en Keulen in. Wanneer de elf gereviseerde rijtuigen begin jaren ’80 samen met 14 Plan K-rijtuigen terugkeren in de reizigersdienst, rijden ze diverse spitstreinen. Ze komen hierbij onder andere op de trajecten Amsterdam – Schagen, Utrecht – Eindhoven – Horst-Sevenum en Eindhoven – Utrecht – Den Haag/Rotterdam. In de treinen rijdt tevens een Plan E-rijtuig mee voor de eerste klasse voorziening. Door defecten aan diverse elektrische locomotieven worden de diensten van de Plan K- en Plan N-rijtuigen regelmatig overgenomen door treinstellen, waaronder het op reserve staande Materieel ’46.