Om ter hoogte van Maarn ruimte te maken voor de Rhijnspoorweg maakt de NRS in de jaren ’40 van de negentiende eeuw een brede ingraving in de Utrechtse Heuvelrug. Deze ingraving vormt het startsein voor de zandwinning in het gebied ten zuiden van de gelijknamige stopplaats. In 1901 komt op het vrijgekomen terrein een omvangrijk rangeerterrein dat in de loop der jaren steeds verder is uitgebreid. In 1932 is het terrein alweer gesloten. De Zanderij blijft hierna nog zestig jaar in gebruik. De laatste decennia is vooral in de diepte gegraven en ontstaat een grote zandwinplas. In 1993 sluit de Zanderij en is het gebied langzaam omgevormd tot natuurgebied. De restanten van de twee draaischijven van het rangeerterrein zijn gebruikt als herinnering aan de cultuurhistorische geschiendenis van het gebied.
In de periode 1843-1845 neemt de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij het Nederlandse deel van de Rhijnspoorweg tussen het nieuwe Amsterdam en Duitsland in gebruik. Ruim tien jaar later is in Emmerich de aansluiting op het Duitse spoorwegnet gereed. Ter hoogte van Maarn is een ingraving door de Utrechtse Heuvelrug gemaakt. Het vrijkomende zand is gebruikt bij de aanleg van de spoorlijn. De daaropvolgende decennia is de ingraving in zuidelijke richting uitgebreid. Het zand is voornamelijk gebruikt voor de aanleg van andere spoorlijnen.
De Rhijnspoorweg gaat bij de herverdeling van het spoorwegnet in 1890 over naar de Staatsspoorwegen. Voor een efficiënte afwikkeling van het goederenvervoer op het uitgebreide net van de SS laat de spoorwegmaatschappij een omvangrijk rangeerterrein aanleggen in het centraal gelegen Maarn. Hierbij wordt handig gebruik gemaakt van het afgegraven terrein ter hoogte van het station. Het rangeerterrein is in 1901 in gebruik genomen en in de periode 1915-1918 aanzienlijk uitgebreid. Op het terrein zijn verschillende dienstgebouwen, een waterreservoir, seinhuizen en een locomotiefloods aanwezig. In 1918 krijgt het terrein een tweede, grotere draaischijf. Intussen blijft ook de afvoer van zand doorgaan en bouwen de spoorwegen voor de vestiging van de arbeiders een ruim opgezet tuindorp.
Door de economische situatie en de opkomende concurrentie van het wegverkeer gaan de verschillende spoorwegmaatschappijen in de daaropvolgende jaren steeds intensiever samenwerken. Flinke bezuinigingen zorgen er onder andere voor dat een groot aantal onrendabele lijnen wordt gesloten en diverse haltes en stations uit het spoorboekje verdwijnen. Ook het rangeerterrein Maarn ontkomt niet aan de bezuinigingen en is in 1932 gesloten. De taken worden overgenomen door nabijgelegen terreinen in Utrecht, Arnhem en Amersfoort. Terwijl de Zanderij in gebruik blijft, zijn de overbodige sporen na de sluiting opgebroken. Bij het station blijven nog enkele sporen van het emplacement aanwezig. In 1937 legt NS op het terrein zes kopsporen aan voor de nieuwe treinstellen van het type Materieel ’36. De treinstellen worden hier opgeslagen in afwachting van de elektrificatie van het zogenaamde Middennet. Deze elektrificatie begint vanuit Maarn zodat de stellen hier vandaan proefritten rijden. In mei 1938 komen de stellen in dienst en worden de sporen weer opgebroken.
Na de oorlog is Rijksweg 12 over een deel van het vrijgekomen terrein aangelegd. Over het spoor naar de Zanderij komt een viaduct. Een ander deel van het vrijgekomen terrein is tussen 1953 en 1970 in gebruik bij de Genie, onderdeel van het garnizoen Amersfoort. Intussen breidt de Zanderij steeds verder naar het zuiden uit. In de jaren ’70 is besloten de Maarnse berg niet verder af te graven, maar de diepte in te gaan. Hierna ontstaat een diepe zandwinplas. In 1993 is de Zanderij gesloten en zijn de laatste sporen naar het zandwinningsgebied opgebroken. De ruimte onder de A12 is hierna nog enige tijd in gebruik voor het wegverkeer.
Tijdens de zandwinning is een groot aantal zwerfkeien gevonden. Enkele tientallen zijn in 1919 als geologisch monument bij het stationsgebouw geplaatst. De honderden stenen die hierna zijn gevonden, zijn grotendeels in een hoek van het terrein gelegd en onder een laag zand begraven. Na het staken van de zandwinning is van 750 ter plekke gevonden stenen een monument gemaakt. De stenen komen op het eiland in de zandwinplas waar een hoogspanningsmast staat. Het zogenaamde Zwerfsteneneiland is in 1999 als aardkundig monument geopend. Het eiland is via een smalle landstrook te bereiken. Drie delen van de betonnen draaischijf uit 1918 dienen als voorportaal. De drie restanten van de draaischijf zijn na de sluiting van het rangeerterrein en de uitbreiding van de zandafgraving uitgegraven en tegen het talud aangelegd. Opvallend genoeg zijn ze hierna nooit gesloopt. In 1999 zijn de twee bogen en het middendeel verplaatst naar hun huidige plek tegenover het Zwerfsteneneiland. Rondom het betonnen middendeel komen de stenen van het monument uit 1919 dat in de loop der jaren naar Doorn is verplaatst.
Tijdens werkzaamheden aan het noordelijke talud komen, enkele tientallen meters ten noorden van de draaischijf uit 1918, ook restanten van de eerste draaischijf van het rangeerterrein tevoorschijn. De draaischijf verdwijnt na de sluiting van het rangeerterrein onder een laag vervuilde grond die langs de A12 wordt opgeslagen en raakt zo tot 2001 in de vergetelheid. De bakstenen restanten en het natuurstenen middendeel zijn niet verplaatst, maar wel uitgegraven. Het geheel is opgenomen in het noordelijke talud van het natuurgebied. In tegenstelling tot de draaischijf bij het Zwerfsteneneiland verdwijnt het grootste deel van de draaischijf uit 1901 onder de begroeiing. Nadat het terrein de eerste jaren aan de natuur is overgelaten, is het natuurgebied, met uitzondering van het Zwerfsteneneiland, vanaf 2013 vrij toegankelijk voor het publiek.
Lees hier meer over het Zwerfsteneneiland.